Quantcast
Channel: Verder kijken dan de horizon
Viewing all 370 articles
Browse latest View live

Filmbespreking: Anastasia

$
0
0
De laatste jaren ben ik me gaan verdiepen in de Russische literatuur. Niet dat je daar teveel van moet voorstellen. In Oorlog en Vrede kwam ik maar tot de helft. Gelukkig bleek daar een film van te zijn gemaakt, met Audrey Hepburn in een van de hoofdrollen, en die was ook onderhoudend. Net als de verfilming van Anna Karenina niet lang geleden. Deze boeken en films hebben iets fascinerends. En ik ben volgen mij niet de enige die dat voelt (anders zouden de films niet gemaakt worden natuurlijk). Een van de redenen is natuurlijk dat het gaat om briljante auteurs. Maar waarom zijn zoveel schrijvers uit Rusland zo groot geworden, maar lezen we geen Indiase of Chinese schrijvers uit dezelfde tijd? Dat komt volgens mij omdat Rusland een unieke plek inneemt in de verbeelding. Het is namelijk bekend en vreemd tegelijk. Terwijl India en China vooral vreemd zijn, met onbegrijpelijke rituelen en gewoontes. Chinese mensen staan veel dichter op elkaar in een rij dan wij. Dat schept afstand. En natuurlijk is het goed om die afstand te overbruggen, maar dat kost wel moeite. Rusland daarentegen was sinds de opkomst van de Tsaren op Europa gericht. Liet Peter de Grote zich niet in Nederland scholen in de scheepsbouw? Hoewel hun land heel Azië bestreek, vormden ze hun cultuur naar die van ons. Ze reden in paard en wagen (of arrenslee), hielden soirees en bals, lazen dezelfde boeken. Zelfs hun uiterlijk verschilt niet veel van ons. Als we over hen lezen, zijn er veel symbolen die we begrijpen en wegwijzers die ons het verhaal binnen voeren. Maar die zijn er voor bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Canada ook. En toch zijn daar minder schrijvers die voor ons op dezelfde hoogte kunnen staan als de Russen. Daar komt het aspect van de vreemdheid om de hoek kijken. De Amerikanen ‘zijn’ ons, richten hun leven in op basis van dezelfde waarden, hebben dezelfde prioriteiten. De Russen zijn geen Europeanen. Nooit geweest. Ze hebben de vormen van hun cultuur op de onze doen lijken, maar daaronder schuilt iets dat aantrekkelijk anders is. Iets dat we niet direct begrijpen, iets dat ons uitdaagt, waar we van terugdeinzen, of dat ons inspireert. De Amerikaanse cultuur is ook wel anders, maar dat is er een van individualisme en kapitalisme. De Russische cultuur is er een van mystiek. Voor de Russen zijn er zaken belangrijker dan het individu, al was het alleen maar ‘moedertje Rusland’. Maar vaker nog is het een ideaal (dat van het communisme), of het geloof (de voor ons mystiek aandoende orthodoxe kerk). Er lijkt voor de Russen een diep gevoel te bestaan dat ze leven in een werkelijkheid die hun individualiteit overstijgt. Misschien komt het omdat hun land zo groot is dat de grenzen ervan niet te bevatten zijn? Of dat het weer zo koud kan zijn? Dit maakt in elk geval dat ze geen kille rationalisten kunnen zijn (zelfs niet wie zich wel als rationeel presenteert, bijvoorbeeld in de boeken van Dostoyevsky), maar dat ze hun leven laten leiden door die henzelf overstijgende realiteit. En voor ons, westerlingen, die leven in overzichtelijke ingepolderde landjes, waar alles begrijpelijke proporties heeft, maakt dit van Rusland als vanzelf een sprookjesland. Het geeft aan de Russische verhalen een glans van vreemdheid, die we niet werkelijk kunnen begrijpen, waardoor er voor ons onvoorspelbare dingen in kunnen gebeuren. De kus van de grootinquisiteur, bijvoorbeeld, wonderen, opofferingen, grote gebaren in naam van een ideaal, en ook: grote woorden over God die niet pretentieus aanvoelen. Ik weet niet of ik in het Rusland van Dostoyevsky of Tolstoy zou willen wonen, ik weet wel dat ik erover wil lezen.

Dit alles verklaart waarom je als kijker niet met de ogen knippert als Anastasia in de gelijknamige animatiefilm de ogen opslaat ten hemel en roept: ‘Geef me een teken.’ Dit is Rusland. Deze animatiefilm van Don Bluth bevat zowel het vertrouwde Europese van Rusland, met auto’s, balzalen, etiquette, treinstations et cetera, als het vreemde: de tovenaar Raspoetin, revoluties, grandeur, en andere sprookjesachtige elementen. Het filmhoesje doet misschien vermoeden dat het gaat om een Disneyfilm, maar wie dat verwacht, komt bedrogen uit. De tekeningen zijn anders dan die in Disneyfilms, schokkeriger en hoekiger, terwijl bijvoorbeeld bosdiertjes weer een stap terug zijn in kinderlijkheid. Maar deze animatiestudio had nu eenmaal minder budget ter beschikking dan de Disneyfilms. De film houdt zich ook minder aan het Disneyrecept voor animatiefilms. De schurk is duivelser dan die in Disneyfilms, en de beelden zijn soms gruwelijker. En omdat de hoofdpersonen ouder zijn dan de gemiddelde Disneyhelden (of in elk geval als ouder worden geanimeerd) sluipen er ook meer verwijzingen binnen naar flirten en seks. De aanwezigheid van pratende diertjes als ‘side kicks’ maakt het echter moeilijker de film als tiener- of volwassen film te zien (dezelfde studio deed dat later veel beter met Titan AE). Wel is de film prachtig gemaakt, waarbij computerbeelden heel aardig met de tekeningen zijn verweven, zodat er prachtige achtergronden op het doek zijn getoverd. Van treinongelukken tot talloze dansers, tot tot leven gekomen standbeelden. En in een tijd waarin Disney zijn heldinnen nog door een man liet redden, hoe levenslustig en assertief ze ook waren (denk aan Ariel), is de hoofdpersoon van deze film geen ‘damsel in distress’, maar is zij het die de slechterik confronteert als de mannelijke held is uitgeschakeld. Wij kennen ondertussen Katniss Everdeen natuurlijk, dus voor ons is het niet nieuw meer, maar ik zou graag meer van dit type verhalen zien.

Het verhaal begint aan het hof van Tsaar Nicolaas, aan het begin van de 20ste eeuw. Hij heeft de valse monnik Raspoetin tegen zich in het harnas gejaagd, en de man spreekt een duivelse vloek uit: hij voorspelt het einde van alle Romanovs. Niet veel later breekt inderdaad de revolutie uit. Het paleis wordt bestormd, en alleen de moeder van de Tsaar weet te ontkomen. Op haar vlucht raakte ze gescheiden van Anastasia, de dochter van de Tsaar en haar kleindochter. Aangekomen in Parijs  looft ze een beloning uit voor wie haar kan herenigen met haar dochter. Maar de enigen die ze ziet zijn fraudeurs, die een meisje van de straat plukken, die laten praten als een prinses, en doen alsof het gaat om Anastasia. De oude vrouw prikt altijd feilloos door de praatjes van de ‘con artists’ heen. Na tien jaar geeft ze de moed op. Blijven hopen doet te veel pijn. Juist dan is Dimitri op weg naar Parijs. Hij heeft zijn zinnen gezet op het niet onaanzienlijke geldbedrag, en heeft een meisje gevonden dat heel goed zou kunnen doen alsof ze de verdwenen prinses is. Deze Anya weet zelf niet wat haar afkomst is, want ze is alles kwijt wat voor haar achtste gebeurd is. Misschien zouden ze elkaar wel eens kunnen helpen … Hun reis wordt echter vanuit het dodenrijk nauwlettend in de gaten gehouden door de geest van Raspoetin, die vastbesloten lijkt de ontmoeting tussen Anya en de moeder van de Tsaar te verhinderen.

Ik wil hier niet schrijven over de ontwikkeling van Dimitri, die begint als iemand die het met de wet niet zo nauw vindt, en dan opeens verliefd wordt op Anya. Maar hij leert dat echte liefde nog een stap verder gaat. Natuurlijk, net als in de Disneyfilms wordt hier de ‘liefde op het eerste gezicht’ verheerlijkt, maar waar in Disneyfilms die liefde vaak niet verder wordt bevraagd, ontdekt de hoofdpersoon hier tijdens de reis dat zijn egoïstische verliefdheid overgaat in echte liefde. En echte liefde is bereid afstand te doen van eigen gewin, en moed te tonen, ook als het betekent dat je afscheid moet nemen van de geliefde. Of in elk geval de keus bij de geliefde neer te leggen. Deze vertoning van nederigheid is echte liefde, en een stuk volwassener dan veel Disneyhelden zouden kunnen zijn.
Maar waar ik tijdens het kijken van de film vooral door werd gegrepen was het verhaal van Anya, oftewel Anastasia. Vanaf het begin van de film bestaat er namelijk geen enkele twijfel over dat het weesmeisje in werkelijkheid de prinses is. De spanning van de film bestaat daarom niet uit de vraag wat haar identiteit is, maar of ze er wel achter zal komen wat haar identiteit is (een behoorlijk verschil). Als kijker zien we iemand die door omstandigheden buiten haar eigen toedoen het leven dat bij haar hoorde is kwijtgeraakt. Hoewel ze een prinses was, is ze opgevoed in een nogal onguur ogend weeshuis, en is haar hoogste ideaal een baan in een visfabriek. We hebben intuïtief het gevoel dat in deze situatie iets niet klopt. We zien ook nog eens de slechte machten die haar in onwetendheid willen laten, en als dat niet zou lukken, haar willen doden voor ze ontdekt wie ze is. En dus is onze hoop als kijker, dat de onrechtvaardigheid dat haar werkelijke identiteit haar is ontstolen, ongedaan zal worden gemaakt. Daaruit bestaat het gelukkige einde, de eucatastrofe.
Ik moest hierbij denken aan het bekende citaat van G.K. Chesterton: ‘We ondervinden allemaal dezelfde mentale rampspoed. We zijn allemaal vergeten wie we werkelijk zijn’ (Orthodoxie). De tragiek van ons verhaal is niet zozeer dat we ophielden geliefde kinderen van God te zijn, of dat we niet langer beelddrager van God waren. De tragiek is dat we zelf niet langer wisten of geloofden wie we werkelijk zijn. We raakten onze werkelijke identiteit kwijt, de identiteit van het schepsel van God, dat hij had gemaakt om in eeuwige gemeenschap met hem te leven, aan hem gelijk in onze mogelijkheid God, elkaar en de schepping lief te hebben. Onze identiteit van zijn geliefden, die hij hun zonden niet aanrekent, maar kwijtscheld, en die altijd toegang hebben tot de troon van zijn genade. Onze identiteit van scheppers (met kleine s) onder de Schepper, die zijn schepping tot bloei zouden brengen. En omdat we ons niet meer van die identiteit bewust waren, leefden we een minder leven: het leven van opstandige, alleen bezig met ons eigen gewin, zelfs al is het ten koste van de ander of de schepping; het leven van tijdelijke creaturen bezig met tijdelijke beslommeringen: geld, seks en macht. En luide stemmen in onze omgeving houden ons voor dat dit onze identiteit is. Stemmen als die van de vrouw van het weeshuis, die Anya voorhoudt dat ze nooit iets anders kan zijn dan een fabrieksarbeidster. Stemmen als die van het bureaucratische systeem van Sovjet Rusland, die haar zonder visum niet laten gaan: je bent deel van het systeem, niet meer. En stemmen als die van de demonische Raspoetin, die uit boosheid om zijn eigen lot, haar wil zien lijden. Dat is wat de demonische machten immers doen: ons voorliegen dat we minder zijn dan we zijn, dat we geen hoop mogen hebben ooit geliefd te zijn, dat we op onszelf zijn aangewezen, zonder gemeenschap te kunnen ervaren. Dit is onze mentale rampspoed.
Maar er is een andere macht in onze wereld, die ons niet in onze verloren toestand laat. De stem die op meerdere manieren tot ons spreekt: in schoonheid, in de stem van ons geweten, in het bestaan van liefde. In ons verlangen, onze ‘sehnsucht’, ‘Joy’, in de benaming van Lewis. Dit wordt gesymboliseerd in de hanger van Anya, met de woorden ‘Together in Paris’. Lewis wijst erop dat het aanwezig zijn van een sleutel aangeeft dat er een slot moet bestaan. Dat als we in ons een verlangen opmerken dat niet op Aarde vervuld kan worden, dit wijst op het bestaan van een hemelse vervulling. Door deze sleutel weet Anya dat het leven meer moet zijn dan ploeteren in fabrieken voor de staat. Dat het leven betekenis moet hebben. En daardoor gaat ze daarnaar op zoek. En in die zoektocht wordt ze geleid door een bovennatuurlijke macht. Anders dan die van Raspoetin, die via demonen rechtstreeks ingrijpt om haar tegen te houden. Als Anya roept om een teken, lijkt het alsof ze geen antwoord krijgt. Een zwerfhondje, Pooka, duikt op en probeert met haar te spelen. Ze wil hem eerst bij zich wegjagen, omdat ze ingespannen op een teken aan het wachten is. Maar dan dringt het tot haar door: het hondje is zelf het teken! Onbeduidend, onopvallend. Zo is ook de aanwezigheid van God in de wereld. ‘Left handed power’, noemt Robert Farrar Capon dat: geen rechtstreeks ingrijpen, maar vrij laten. De enige zekerheid die deze macht heeft, is dat de wil van de geliefde niet wordt beschadigd. Anya is steeds vrij om niet naar God te luisteren, om te luisteren naar haar dromen die haar afsnijdroutes beloven (die dodelijk zouden aflopen). Maar hoe vaak het ook slecht dreigt af te lopen, Pooka geeft niet op. Het hondje is werkelijk de held van de film, zie je als je oplet. Het hondje is het teken dat haar naar St. Petersburg leidt, het waarschuwt meerdere malen voor gevaar, het maakt Dimitri wakker, zodat die haar kan redden, en leidt haar in een doolhof tot de eindconfrontatie. Een hondje dat zo’n grote rol speelt? Dat in feite verantwoordelijk is voor de goede afloop? Ik zie dat als de onopvallende hand van God in onze geschiedenis. God die tot ons fluistert, die ons kansen geeft om te ontdekken wie we van eeuwigheid af zijn.
En uiteindelijk gaat Anya zich herinneren wie ze is. Hoe gebeurt dat? Door te gaan handelen als prinses, door de jurken te dragen, te leren dansen, te leren spreken als prinses. Dan komen de herinneringen boven. En zo kan ze uiteindelijk haar identiteit claimen, in contact met haar grootmoeder. Zodat het met ons volgens mij ook: zelfs al geloven we het zelf nog maar nauwelijks, denken we dat we geen liefde waard zijn, dat we zondig zijn, dat we maar ‘vleesmachines’ zijn - als we gaan leven alsof we Gods kinderen zijn, die hij onvoorwaardelijk liefheeft en hij in hun unieke identiteit en waardigheid wil brengen, zullen we het uiteindelijk ook gaan geloven. Als we de andere mensen om ons heen, en de schepping, gaan behandelen op een manier die past bij beelddragers van God, zullen ze ook werkelijk beelddragers van God voor ons gaan worden. Leven uit je nieuwe identiteit, noemen predikers dit. Maar dan moet je niet zien als bijbelteksten uit je hoofd leren en saai naar kerkdiensten gaan, maar juist liefhebben: God, je naaste en jezelf, genieten van de overvloed van goedheid en die beschermen, koesteren en tot groei brengen. Leven als geliefde, zelfs als je het nog niet helemaal gelooft. En hoe meer je dat doet, leeft in het koninkrijk van God, hoe werkelijker het voor je wordt. Dit is leven in geloof. En uiteindelijk zullen we, net al Anya, thuiskomen en onze verloren familie, onze vader, in de ogen kijken en eindelijk weten wie we zijn. We zullen allemaal onze nieuwe naam horen, een naam die niemand kent dan God en degene die de naam ontvangt, dat belooft Openbaringen. Het is een ‘happy end’ en deze film herinnerde me daar krachtig aan.

Gedicht: Tijd te kort

$
0
0
Tijd te kort

Ik heb te lang gedraald.
Nu hoor ik haar voeten
op de trap. De treden
kraken. Haar stem schalt
als een alarm. Ik schrik.
Er liggen boeken open.
Speelgoed uitgewaaierd
op de vloer. Pennen
en nog blank papier. Mijn hand,
een bankschroef, klemt zich
rond mijn leven. Tijd tekort
om mezelf te worden.
Ik lees, ik schrijf, ik werk.
Ze is op de overloop.
Haast is nu geboden. De klink
gaat al omlaag. Nog meer
put ik mij uit. Eet zonder
proeven wat ik maar vind
en stamp mijn ogen vol.
Dit is het eind. Schaduw valt.
Ze grist mijn schepping
weg van mij. Verfrommelt
wat mij bewoog. Schept orde:
witte muren, leeg bureau.
Ze wijst me de deur. Plicht wacht.
Ik ga en weet het zeker
dat ik nooit terug zal komen.

Gedicht: Oogst

$
0
0
Oogst

Het koren groeit het best
op grond met rust gelaten
na het zaaien. Bewaterd
uit de hemel. Door de wind
gestreeld. Niet steeds bewerkt
uit ongeduld en met argwaan
bekeken. Geschoffeld
voor de aren rijp zijn.

Of het blijkt spichtig, bleek
en vruchteloos. Voor niets goed
dan om een hut te bouwen,
een huis dat in het vuur
verdwijnt. De oogst verschijnt
als uit zichzelf. Een wonder,
goud gekleurd en ruisend,
voor wie het wil ontvangen.

Gedicht: Wad

$
0
0
Wad

Mijn voeten zijn in klei gevangen,
de grijze modder vertraagt mijn pas
als handen zonder los te laten,
niet moe te krijgen. Ik wel.
God, wat ben ik moe. Ik strijd
om nog een stap te kunnen zetten.
Wil rusten. Maar zie geen respijt
tot aan de horizon. Slechts slijk,
niets om mij op te richten.
Mijn kompas ben ik verloren
en de tijd die dringt. Het water vult
de gaten achter mij, wist het spoor,
haast zich voor mij uit: een spiegel
die boven mij gesloten hemel toont
al net zo grauw. Binnen in mij
dooft nu mijn kracht. Hoe meer ik worstel,
hoe meer mij lokt vergetelheid.
Te slapen onder de koude deken
van de zee. Land is nog slechts een droom.
Mijn laarzen lopen vol met koude.
De greep verstevigt zich en toch
kan ik niet stoppen. Ik trek mijn been
op uit de klem die mij omsloot
en strompel voort tot ik de kust bereik.

Filmbespreking: Exodus Gods and Kings

$
0
0
Het gebeurt niet zo vaak dat ik na een film thuiskom, en tegen mijn vrouw uitroep: ‘In deze God wil ik geloven.’ Dat maakt Exodus Gods and Kings al meteen een bijzondere film. En roept de vraag op waarom deze voor mij zo bijzondere film dan toch zo slechte recensies heeft gekregen. Vooral uit christelijke hoek. Aan de kwaliteit van de film als film kan het niet liggen. Fantastische beelden van het oude Egypte, geweldige wolkenluchten, goede kostuums, sterke acteurs (Christian Bale overtreft hier zijn Batmanrol), en de tien plagen zijn heel sterk in beeld gebracht. De overstroming van de rode zee gaat wat anders dan anders, maar is op zijn eigen manier indrukwekkend genoeg. Mijn belangrijkste commentaar is dat er nogal wat anachronisme in zitten. Het schijnt dat Egyptenaren niet van de rug van paarden oorlog voerden. Dat weet ik zelf niet zeker en stoorde me dus niet. Wel stoorde me dat Mozes een aantal keer ‘Vuur!’ riep tegen zijn boogschutters, in plaats van ‘Los!’. Voordat er vuurwapens waren, had het roepen van ‘Vuur!’ geen betekenis! De film is bovendien wat lang, maar ik merkte het eigenlijk niet. Ik had zelfs het idee dat sommige delen van het verhaal snel werden verteld. Zeker niet zo’n lange zit als eerdere Mozes-films.

Een blik op de IMDB-pagina leert dat de zwaarste kritieken komen van mensen die zeggen dat de film afwijkt van het verhaal uit de bijbel. Een goede vriend van me wilde zelfs niet eens naar de film omdat hij aan de trailer kon zien dat het verhaal afweek van dat van de bijbel. Na het kijken van de film moet ik daarom glimlachen. Dit soort opmerkingen verraden een godsbeeld dat in de film kritisch wordt bevraagd: een God die voldoet aan onze eigen verwachtingen, en die zich dus niet kan of mag openbaren op een manier die daarmee in strijd is. Maar is dat nou een God waar je in wilt geloven? Nu vermoed ik dat de christenen die kritiek hebben op de film deze vooral vergelijken met het zondagsschoolverhaal in plaats van met de bijbel. Want ja, er zijn nogal wat afwijkingen met hoe het verhaal in de bijbel wordt verteld, maar dat geldt ook voor de zondagsschoolversie. En elementen die daar uit worden gelaten, komen in deze hervertelling wel weer naar voren. Iedereen die een verhaal doorvertelt, maakt daarbij keuzes. Het een wordt weggelaten, het ander wordt in een ander daglicht geplaatst. Alleen door verschillende versies tot je te nemen zie je uiteindelijk het geheel. En in die mix van versies is dit een hele goede ‘coverversie’ van Exodus. Het is niet alsof ‘The ten commandments' bijbelgetrouwer is.
Wat bovendien meespeelt, is dat dit niet in de eerste plaats een christelijke film is. In elk geval geen fundamentalistisch evangelische film. Met het godsbeeld dat daarbij hoort. Nee, dit is in de eerste plaats een Joodse film. Dit blijkt al aan het begin bij de titels, waarbij de tijdsaanduiding niet wordt aangegeven in jaren ‘voor Christus’, maar ‘BCE’ (before common era) - dit is het verhaal van het Joodse volk, niet van ons. Het is dit volk dat God niet had vergeten, en dat moeten we als kijker niet vergeten. Het hier getoonde Godsbeeld is dus het hunne. Het is de God van het Oude Testament. Van die God van het Oude Testament benadrukken wij als christenen vaak zijn macht, en zijn rechtvaardigheid. Maar wat we daarbij wel eens vergeten is dat dit ook een God is die met mensen in gesprek gaat, die zich laat overtuigen in discussies, die boos wordt en teleurgesteld is, die probeert te overreden en die zich laat leiden door zijn onstuimige liefde. Dit is een God die heel duidelijk een persoon is. En in deze film staat de vraag centraal hoe God met mensen omgaat. De tragiek van de Israëlische slavernij in Egypte neemt een ondergeschikte plaats in (hoewel de omstandigheden gruwelijk genoeg in beeld zijn gebracht) ten opzichte van de vraag die Mozes zich moet stellen: wat voor God is God? En hoe kan Mozes met hem omgaan?

We zien in de film verschillende manieren waarop mensen met God of de goden omgaan. Ten eerste in Egypte. De film begint met het opensnijden van een vogel om in de ingewanden ervan de aanwijzingen van de goden te lezen. De Egyptenaren brengen offers aan de goden en denken ze zo op hun hand te krijgen. De goden zijn hen dan advies verschuldigd. Of later in het verhaal wonderen, als de rampen beginnen plaats te vinden. Dit ziet er aan de buitenkant heel godsdienstig uit: ze houden zich aan de tradities, bidden, en geloven, maar het gaat ze niet om de goden, maar om hun eigen succes. Dit verraadt zich uiteindelijk als Ramses, de Farao, roept: ‘Ik ben de God! Ik ben de God!’ Hij moet het voor het zeggen hebben. En dus gaat hij de strijd met God aan. ‘Laten we kijken wie er beter is in doden’, zegt hij tegen Mozes, ‘Jij en jouw God of ik!’
Maar zelfs bij Mozes’ vrouw Zipporah, dochter van Jethro, vinden we een godsbeeld dat God niet helemaal serieus neemt als persoon. Als Mozes van de berg afkomt, trekt ze zijn visioen in twijfel, omdat het niet overeenkomt met het beeld dat zij van God heeft. ‘Zo kan God niet zijn’, besluit ze. Hoewel ze zelf God nooit heeft gezien. Daarnaast houdt ze Mozes tegen hun zoontje vragen te laten stellen over wie God is en waarom een bepaalde berg heilig is en andere niet. Ten slotte zegt ze tegen Mozes, als hij op het punt staat weg te gaan, dat ze haar geloof zou afzweren, als dat hem ertoe zou brengen bij haar te blijven. Ze heeft haar eigen gezin en haar eigen geluk bovenaan staan. Haar geloof in God is iets dat haar ondersteunt in haar dagelijkse leven, iets dat ze zomaar wil opgeven als het haar niet uitkomt. Niet een dynamische relatie met een werkelijke persoon.
De omgang van de Israëlieten met God is anders. ‘De Israëlieten zijn een koppig en vechtlustig volk’, zegt een van de Egyptenaren. ‘Weet je wat hun naam betekent? Zij die vechten met God.’ Mozes corrigeert hem. ‘Zij die worstelen met God. Er is een verschil.’ Zo is dat. Vechten is iets anders dan worstelen. Bij vechten gaat het erom dat een van de twee de ander verslaat en vernedert. Een moet als winnaar bovenkomen. De ander is een verliezer. En moet vernederd afkruipen. Dit is hoe de Egyptenaren met God omgaan: ze gaan het gevecht aan. Maar worstelen is anders. Bij worstelen blijf je in relatie met elkaar. Ik worstelde vroeger met mijn broers op de stoelkussens die we in de gang op de grond hadden uitgespreid. Misschien won ik van een jongere broer, maar we bleven elkaar aankijken. We bleven vrienden. In het worstelen meet je je aan de ander, test je je kracht, maar vooral om elkaar te leren kennen, om jezelf te leren kennen in relatie met de ander, en om daarmee de relatie te verdiepen. Niet een relatie waarin er een de overwinnaar is en de ander verliezer, waarmee iemand zijn respect en waardigheid verliest. Een relatie waarin beide partijen zichzelf en de ander respecteren, en ook na afloop in hun waarde laten. En dit is hoe God met ons wil omgaan. Hoe hij met Mozes wil omgaan.

Mozes zelf is een scepticus. Een twijfelaar. Iemand die niet zomaar alles aanneemt wat anderen zeggen. En dat maakt hem iemand met wie God kan ‘worstelen’. God openbaart zich aan Mozes in de vorm van een jongetje van tien. Ik vond het een mooie keuze. Het is duidelijk dat deze verschijning slechts een boodschapper is, maar het laat zien dat God het gesprek wil aangaan. Maar God openbaart zich niet op een manier die voor anderen net zo duidelijk is als voor Mozes. Anderen zien bijvoorbeeld God niet. En Mozes had een steen op zijn hoofd gekregen. Maakt dat zijn visioenen niet minder betrouwbaar. Ook als God duidelijker zijn hand laat zien, in de vorm van de plagen en het wonder van de rode zee, zijn er mensen die natuurlijke verklaringen vinden. Er wordt zelfs gerefereerd aan insecten die ziekten verspreiden. Wie wil kan de wonderen afdoen als gewone verschijnselen. Zelfs hier laat God ruimte voor twijfel, zodat de Egyptenaren zelf kunnen kiezen te doen wat goed is. Als die keuze uitblijft, komt de laatste plaag, die geen twijfel meer overlaat. Dan moet de Farao de wil van God doen. Hij is in het gevecht verslagen, heeft geen waardigheid meer, maar moet als verliezer de Israëlieten laten gaan. Terwijl hij het ook had kunnen doen als waardig persoon, die zich door God als persoon had laten overreden.
God is in gevecht met de Farao, maar ook met Mozes. Of is het een worstelpartij. Eerst overtuigt God Mozes ervan dat hij naar Egypte moet gaan. Mozes denkt dat hij een guerrillaoorlog moet voeren, dat God hem had geroepen vanwege zijn militaire ervaring. Maar zijn strijd loopt er alleen maar op uit dat de Farao de Israëlieten harder aanpakt. Er vallen doden en het conflict zou een generatie kunnen duren voor er ooit een oplossing komt. Dus gaat God zelf aan het werk. Maar waarvoor had God Mozes dan nodig? ‘Wilt u mij soms nederig maken?’, roept hij tegen de hemel. ‘Want dat zal u niet lukken!’. Mozes draait zich om en ziet dus niet hoe God in de vorm van het jongetje naar hem kijkt met een verholen glimlach. Ja, Mozes is op een weg om zijn trots kwijt te raken. Lang wil hij zich niet identificeren met de Hebreeërs. Hij blijft zichzelf zien als een Egyptenaar die boven hen staat. Hij zal hen wel even de weg leiden naar het beloofde land. Hij heeft toch een kaart gemaakt? Maar zijn hoogmoed zorgt ervoor dat het volk op een verkeerde plek uitkomt, tussen de rode zee en het leger van de Farao in. Zonder uitweg. En God laat zich niet zien. Op dat moment geeft Mozes zich gewonnen. Hij geeft toe dat hij trots is geweest. Hij erkent dat hij bij het volk van God hoort. En hij gooit zijn zwaard weg (het symbool van zijn identiteit en zijn verbintenis met Ramses). Vervolgens ziet hij het eerste teken van Gods ingrijpen, een meteoriet die naar de horizon valt …
Maar Mozes is ook een gewaagde tegenstander voor God. Als God zijn laatste plaag aankondigt, gaat Mozes tegen hem in. Zoiets kan God niet zomaar doen! De Farao moet de kans krijgen zich te bekeren! Mozes gaat tegen God tekeer. En God laat zich overreden. Mozes kan Ramses bezoeken en hem waarschuwen. Hij mag de Farao nog een keer de kans geven de eisen van God in te willigen, zodat de ramp kan worden afgewend. God heeft zich laten overreden. Staat dit zo in de bijbel? Niet letterlijk. Maar Mozes voerde wel vaker discussies met God, die ertoe leidden dat God van gedachten veranderde. En hetzelfde gold voor Abraham. Het is dus zeker een bijbels gegeven. En in deze film mooi weergegeven. Gods relatie met Mozes is zeker geen eenrichtingsverkeer. Het is een dialoog. Een dialoog waarbij beide partijen flink boos op elkaar kunnen worden, maar het blijft een dialoog.

Aan het eind van de film ontmoeten God en Mozes elkaar weer, op dezelfde berg als waar ze elkaar de eerste keer troffen. God zegt dan tegen Mozes, als hij hem thee brengt in een mooi menselijk gebaar, dat Mozes al die tijd nooit deed wat God van hem vroeg, als hij het er niet zelf mee eens was. Mozes keert het om: God heeft al die tijd ook nooit gedaan wat Mozes vroeg, als hij het er zelf niet mee eens was. En dan glimlacht God. “And still, here we are, talking … En toch zijn we nog steeds met elkaar in gesprek.” Er is nog steeds een relatie. De worstelpartij is ondertussen al lang overgegaan in een dans.
Dit was het punt waarop ik echt enthousiast werd en mijn geloof in God werd versterkt. Want God zoals hij hier getoond wordt respecteert zichzelf, en de ander, als persoon. Hij doet zichzelf niet tekort, is geen goddelijke pinautomaat of goedgezinde opa in de hemel. Hij is een persoon, echt helemaal zichzelf. Maar tegelijk respecteert hij Mozes. Hij probeert hem niet te onderwerpen en wil hem niet veranderen in een ‘ja’-knikkende robot. Hij wil dat Mozes een persoon blijft, die ook op zijn tijd zijn hart durft te luchten. Die durft aan te geven wat hij zelf wil en verlangt. Niet dat dit betekent dat hij het ook krijgt. God is immers zichzelf. Maar hij wil wel weten wat Mozes wil. Vervolgens is God vrij het Mozes wel of niet te geven. Zoals wij in gezonde relaties onszelf blijven, maar ook de ander zichzelf laten blijven. En dit beeld van God vond ik ongelofelijk hoopgevend. Want dit is hoe ik God heb leren kennen in mijn gesprekken met Hem. Niet als een orakel, niet als iemand die al mijn wensen inwilligt, maar als iemand die het gesprek met mij wil aangaan. Omdat hij van mij houdt. In de woorden van Lewis: Aslan is goed, maar hij is geen tamme leeuw. De God van Exodus is geen tamme God, maar hij is ook geen slechte machtswellusteling. Hij is een persoon en Hij is Goed. En hij wil met mij een relatie. Als het nodig is wil hij worstelen, maar met als doel dat de worsteling overgaat in een dans. Ik vond de laatste beelden van de film, waarbij God zich nog een keer ontfermt over de dan oude Mozes, ook ontroerend.
Wil je ook in je geloof bemoedigd worden, en zien hoe goed een God kan zijn die met je wil worstelen, staar je er dan niet blind op dat dit verhaal niet lijkt op dat uit de zondagsschool, maar ga deze film kijken. En praat er met anderen over na!

Hier is mijn bespreking van een andere verfilming van dit verhaal: The Prince of Egypt.

Een rustig nieuw jaar

$
0
0
Een ding dat mij opvalt als ik eerdere nieuwjaarsberichten teruglees, is dat er in het er op volgende jaar niet gebeurt wat ik verwacht of hoop dat er gaat gebeuren. Ongeveer de helft van mijn wensen of voorspellingen komt helemaal niet uit. Maar toch zie ik als ik terugkijk heel veel positieve dingen. Juist waar ze onverwacht waren, en me als uit het niets verrasten. Zin en nut van zo'n jaarlijks terug- en vooruitkijkmoment zijn dus discutabel. Behalve als de betekenis ervan is me te doordringen van mijn kleinheid, en mijn onvermogen mijn eigen leven te kunnen voorspellen. En een dankbare houding te stimuleren voor wat God of het universum op mijn pad brengen. En ten slotte te realiseren dat ook als tijd en toeval me met moeilijkheden treffen, dat het waarderen van schoonheid, waarheid en intimiteit niet in de weg hoeft te staan. De combinatie van hoop en futiliteit in de nieuwjaarsberichten op mijn blog doet me denken aan het bijbelboek Prediker (niet voor niets bevatten de voorgaande regels daarnaar een allusie). Er is tenslotte niets nieuws onder de zon. Het bestaan was toen ook al leeg en vluchtig en je zwoegt en zwoegt. Maar de Prediker zegt daarbij: "Geniet van het leven met de vrouw die je bemint. Geniet op alle dagen van je leven, die God je heeft gegeven ... Het is het loon dat God je heeft gegeven" (9:9,10). En ondertussen doen wat je hand vindt om te doen, en voor zover mogelijk goed voor jezelf zorgen.
Het afgelopen jaar leek vrolijker te beginnen. De tekst die de Heer me gaf, was: 'Zij die op God vertrouwen, krijgen nieuwe kracht en stijgen op als op vleugelen van de arend' (In de NBV: 'Wie hoopt op de HEER krijgt nieuwe kracht: hij slaat zijn vleugels uit als een adelaar' (Jes40:31)). Misschien wilde God zeggen dat mijn inspanningen nu beloond zouden worden. Inderdaad kreeg ik te horen dat een uitgever interesse had in mijn manuscript 'Wat als God je verhaal vertelt?', en begon ik met Bianca plannen te smeden om een dag minder te gaan werken. Maar de tekst betekent natuurlijk ook dat God kracht geeft in moeilijke omstandigheden. En het jaar bevatte inderdaad de nodige moeilijke momenten. Mijn gezondheid was bijvoorbeeld niet heel erg best. Ten eerste door een zweepslag in mijn kuit in januari. Vervolgens een gekneusde rib in april, en darmproblemen in het najaar. Ik ben nooit eerder zo vaak bij de huisarts geweest. Daarnaast (of daardoor) kreeg ik opnieuw te maken met slaapproblemen en stressklachten. Eczeem bleef een probleem en mijn gewicht nam  weer toe. Ingesleten patronen van verplichting en schuldgevoel joegen me weer op tot over mijn grenzen. Ik wilde zelfs met een gekneusde of gebroken rib de volgende dag weer in beweging komen. Mezelf stil zetten was er niet bij, behalve toen dat me in de zomer werd opgedrongen vanwege de ziekte van mijn vrouw. Dit bleken de zwaarste twee maanden van mijn leven tot nu toe. Dat ik ze kon doorstaan, was een goede les. Zoveel kracht heb ik dus in me. Het hielp me zelfs problemen op mijn werk te relativeren en te overwinnen, zelfs als er op het laatste moment een bijlage voor het TvD moest worden gemaakt. Maar tegelijk maakten deze problemen de noodzaak glashelder om mijn eigen grenzen en mijn gezondheid te bewaken, en reserves op te bouwen. Gelukkig bleek ook mijn huwelijk met Bianca bestand tegen tegenslag. Toen de ergste problemen voorbij waren, ontdekten we zelfs dat we dichter bij elkaar waren gekomen, en meer onderling vertrouwen hadden gekregen. Wel hadden we een paar fantasyfestivals gemist. Die schade moeten we volgend jaar maar weer inhalen!
Onder andere door de tumultueuze zomermaanden gingen de meeste van mijn voorgenomen schrijfprojecten niet door. Ik ben aan geen van de boeken begonnen waar ik het een jaar geleden over had. Zelfs Wat als God je verhaal vertelt? heb ik wel een keer herschreven, maar aan de tweede redactieronde ben ik nog niet begonnen. Het plan om een dag korter te gaan werken, is ook op de lange baan gezet. Er is zelfs geen zeeaquarium bijgekomen.
Maar wel een bak voor een muskusschildpad. Sinds half december hebben we er een nieuw huisdier bij. Sammie heet hij, en hij is nog erg klein. Maar wel heel actief, en hongerig. Kijk maar naar de foto! Zijn aquarium staat naast mijn bureau en is heel inspirerend om naar te kijken terwijl ik aan het schrijven ben. Want afgelopen jaar heb ik op dat gebied toch niet echt stil gezeten. Ik heb 5 korte verhalen geschreven, 12 filmbesprekingen en 31 gedichten. Ook heb ik op Goodreads 63 recensies van boeken geschreven. Want dit jaar las ik in totaal 65 boeken. Onder andere minder bekende werken van Victor Hugo, David Copperfield en Nicholas Nickleby van Charles Dickens, Autobiography van Chesterton, A Prayer for Owen Meany van John Iriving, en een keur van SF en fantasyboeken, waaronder de Harry Potter-boeken en China Mieville. Ook laafde ik mij aan enkele interessante populaire wetenschapsboeken over het ontstaan van het leven, chaostheorie en deeltjesfysica. Goede momenten om op terug te blikken waren daarnaast onze 'confirmation' in de Anglicaanse kerk, twee geweldige fantasyfestivals, goede films (we hebben eindelijk onze Pathepas), het kijken van Star Trek Voyager, en een lang weekeinde Londen met mijn broer Marten (waarbij we onder andere botten zochten aan de oever van de Thames). En nog heel veel dat ik nu waarschijnlijk even vergeet.

Voor volgend jaar wil ik mijn plannen bescheiden houden. Ik ken mezelf ondertussen genoeg om te weten dat ik heus niet stil ga zitten, maar ik probeer mezelf zo weinig mogelijk op te leggen. Er zijn natuurlijk zaken die gewoon moeten. Zo moet dit jaar echt iets gebeuren aan de badkamer. Dat zal wel voor wat stress zorgen. Daarnaast hoop ik in het voorjaar Wat als God je verhaal vertelt nog een keer door te werken - al was het alleen al om de boodschap nog eens op mezelf te laten inwerken. Daarnaast wil ik kijken of ik mijn korte verhalen, die tot nu toe alleen enkele vrienden van mij te lezen krijgen, een breder publiek kan bezorgen. Ik heb voor het eerst een verhaal opgestuurd voor een verhalenwedstrijd, en ga zoeken naar meer mogelijkheden om mijn verhalen te publiceren (in SF-tijdschriften bijvoorbeeld). Vandaag voor het ontbijt had ik weer een idee voor een nieuw verhaal, dus er zullen er ook weer een paar worden geschreven. Komende zomer wil ik dan voor het eerst gaan experimenteren met 'publishing on demand'. Ik wil dan namelijk een selectie maken van mijn gedichten en die bundelen. Verder blijf ik natuurlijk af en toe een filmbespreking schrijven voor mijn blog en houd ik mijn gelezen boeken bij op Goodreads (voor dit jaar wil ik de boeken van Robin Hobb gaan herlezen, en staan ook weer een paar klassiekers op mijn lijstje).
We willen weer naar fantasyfestivals, stripbeurzen, boekenbeurzen, musea en dierentuinen. De achterwand voor een nieuw aquarium staat bij mijn broer in bestelling. Ik hoop veel te genieten van onze muskusschildpad. Maar ik ga bijvoorbeeld minder vaak afspreken met vrienden en kennissen (niet meer dan een afspraak per week), en hoop ook op andere manieren mijn innerlijke slavendrijver af te remmen. Werken tijdens kantooruren is genoeg, daarnaast hoef ik me niet uit te putten. In de rust die daardoor ontstaat wil ik me laten verrassen. Verrassen door al die onverwachte dingen die het leven op mijn pad brengt, goed dan wel moeilijk, en zien wat er onder invloed van zon en regen uit de aarde van mijn hart gaat opgroeien.

Filmbespreking: V for Vendetta

$
0
0
Toen ik gisteren mijn op een na jongste broer aan de lijn had, vertelde die me over iets dat hij in het nieuws had gelezen. Hij zei eerst dat hij had gelezen dat er in de wet zou worden opgenomen dat kinderen voor hun ouders op leeftijd zouden moeten zorgen. En daarvan vroegen we ons al of of kinderen dat wel met zoveel enthousiasme zouden doen als het niet vrijwillig was. Maar helemaal raar was dat omdat laatst weer iemand was aangetroffen die drie jaar dood in zijn huis had gelegen, er een regel zou komen dat buurtbewoners minstens een keer per jaar bij elkaar op bezoek zouden moeten. Maar verplichtingen werken vriendschap en echte relatie heus niet in de hand, en zijn dus geen oplossing tegen eenzaamheid. Als ik verplicht bij mijn buren op de koffie zou moeten, zouden het nooit vrienden van me worden. Toch denken we dat wetten overal het antwoord op zijn. Ikzelf was enkele weken geleden al van streek door het nieuws van de positieflijsten voor huisdieren. De positieflijst voor zoogdieren was namelijk aangenomen, en er zouden ook lijsten komen voor vogels, en reptielen. En waarschijnlijk ook voor amfibieen en vissen. Een lijst die precies zou aangeven welke soorten ik als aquariumliefhebber zou mogen houden. De hobby zou erdoor veel van zijn glans verliezen. Het zou net zo zijn alsof er een lijst zou komen met de honderd boeken die een mens zou mogen lezen. En ook hier: het probleem, namelijk dat sommige mensen niet respectvol met huisdieren omgaan, wordt door de regels niet opgelost. Het enige wat er gebeurt is dat de vrijheid wordt ingeperkt.
Verder las ik gisteren een essay via SF-site io9, dat uiteenzette hoe kort de gelijke rechten van vrouwen in onze samenleving nog maar gelden. Rond het begin van de vorige eeuw hadden vrouwen nog niet eens stemrecht! Het was tot kort geleden gebruikelijk dat vrouwen hun baan opzegden als ze trouwden. En nu zien we de gelijke rechten als vanzelfsprekend. Maar een blik op de geschiedenis leerde, volgens het essay, dat vrouwen hun rechten ook makkelijk weer konden kwijtraken. De toekomst zag er dus voor vrouwen helemaal niet zo rooskleurig uit. Een beangstigend visioen. En voor andere groepen is de situatie nog schrijnender. Er zijn groepen die nog veel korter een gelijkwaardige positie hebben in de samenleving, of nog niet eens zo ver zijn. Zoals bijvoorbeeld mensen met een homoseksuele geaardheid. Het is nog niet zo lang dat zij met elkaar mogen trouwen. En er zijn nog steeds plekken (sommige scholen) waar ze niet worden aangenomen. In de samenleving zien we ook nog steeds uitingen van homofobie. En voor andere geaardheden of transgenders is de mate van uitsluiting nog groter. Mensen die zich als aseksueel identificeren worden bijvoorbeeld nog steeds als ‘minder menselijk’ gezien, blijkt uit onderzoek. En hoe zit het met geloofsminderheden, zoals moslims? Wilders verwoordt helaas het onderbuikgevoel van heel wat Nederlanders. Al deze mensen, kunnen niet als vrouwen, hun rechten zo weer kwijt raken (of nooit verkrijgen). Hoe makkelijk dat gaat, hebben we in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw al gezien in Duitsland. Het enige wat nodig is, is een situatie van onvrede en angst, en een leider die belooft daar een antwoord op te geven. En aangezien we wezens zijn die ons zelfbehoud op de eerste plek hebben staan, ruilen we dan onze verworven vrijheden (en die van onze medemens) graag om voor bestaanszekerheid.
Aan deze dingen moest ik denken bij het kijken van de film V for Vendetta op nieuwjaarsdag, onze traditionele ‘badjasdag’. Deze vrij grimmige SF-film schetst een totalitaire samenleving in Engeland, die is ontstaan na een aanslag met een kunstmatig virus, waarbij 100.000 mensen zijn omgekomen. De partij ‘Norsefire’ kwam toen aan de macht, en begon met het systematisch oppakken en doden van moslims, andersgeaarden, en minder aangepasten. Ook kunst en boeken die niet ‘door de beugel konden’ werden verboden. En de vertegenwoordigers van het bewind roepen steeds uit dat het volk hen nodig heeft. De mensen die zich tot deze partij keerden omdat ze bang en onzeker waren, worden nu door de regering bang en onzeker gehouden. Retoriek wordt over hen uitgespoeld via de media, met beelden van een burgeroorlog in de Verenigde Staten. En via de kerk: want als God aan de kant staat van de regering, wie durft dan tegen te zijn? Instituten zoals de kerk gebruiken -zo betoogt de film- deze technieken van angst en onzekerheid zaaien toch al eeuwen lang om mensen klein te houden.

In dit door angst verteerde land verschijnt een vrijheidsstrijder die praat in allitererende volzinnen, en zich tooit met een Guy Fawkes-masker. Als een combinatie van Zorro en de graaf van Montecristo zet hij zich vanuit zijn ondergrondse uitvalsbasis in om de regering omver te werpen. Deze man, alleen bekend als ‘codenaam V’ meent dat het niet de mensen zijn die bang zouden moeten zijn voor hun regering. Het is de regering die bang moet zijn voor haar mensen. Want de regering heeft niet de vrijheid van de mensen afgenomen, het zijn de mensen die hun vrijheid hebben afgestaan. En het zijn dezelfde mensen die hun vrijheid weer kunnen nemen. Ze kunnen het mandaat dat ze (zij het stilzwijgend) hebben verleend aan hun regering, uit angst voor hun eigen veiligheid, weer intrekken. Als de hele bevolking dat doet, heeft de regering geen been meer om op te staan, en moet wel vertrekken. Als alle Duitsers in de tweede wereldoorlog hadden geweigerd nog naar Hitler of de SS te luisteren, was de Nazi-regering niet zo’n lang leven beschoren geweest. Ja, er zouden doden bij zijn gevallen. Misschien wel duizenden, of tienduizenden, voor de machtswisseling werkelijkheid zou zijn geworden. Maar dat zou hebben opgewogen tegen de miljoenen doden die nu zijn gevallen, met hun impliciete goedkeuring. Daarom dat het zo steekt dat er Duitsers na de oorlog zeiden: ‘Wir haben es nicht gewusst’. Het klinkt te makkelijk.
En is het zo onwaarschijnlijk? In Denemarken besloot de koning (en met hem het volk) om een Davidsster te gaan dragen, en zo werden de Deense Joden beschermd. Dit vraagt echter wel moed. De moed om je vrijheid te claimen, de vrijheid die jouw deel is als mens, ook als je daarmee het doelwit wordt van de regering, op dat moment je vijand. Het vereist de moed om jouw waarde als individu, en de waarde van je medemens, hoezeer hij ook van je verschilt, als individu, belangrijker te vinden dan je leven. Om niet te zwijgen als een zigeuner, een homo of een Jood - net zozeer een mens als jij - wordt afgevoerd, maar je eigen leven voor ze in de waagschaal te stellen. Anders gezegd: het vereist liefde. Dit is ware liefde: je medemens, in al zijn uniciteit, te zien als respect waardig, waard om voor te strijden. Waard om je eigen leven en vrijheid voor op te offeren. Liefde die makkelijk is, is niet anders dan affectie. Die voelen we vooral voor mensen die op ons lijken en die tot onze groep behoren. Maar werkelijke liefde, opofferende liefde, komt ons niet aanwaaien, die vraagt moed. En die liefde brengt vrijheid voort. Niet alleen vrijheid voor degene voor wie je je opoffert, maar -interessant genoeg- ook en misschien wel vooral vrijheid voor jezelf. Want, de bijbel zegt het al dat wij allen ‘uit angst voor de dood ons hele leven aan slavernij onderworpen’ zijn (Hebreeen 2:15). Onze angst is een valstrik. We zijn pas echt vrij als we niet door angst worden gedreven (angst om onszelf), maar door liefde (voor waarheid, voor schoonheid, voor andere mensen, dus: voor iets buiten onszelf). Volmaakte liefde sluit angst uit, aldus 1 Johannes 4:18. Als we iets hebben gevonden dat het waard is om voor te sterven, zijn we dus vrij om te kunnen leven. Niet voor niets was Jezus de meest vrije persoon op Aarde. ‘Niemand neemt mijn even, ik geef het zelf Ik ben vrij om het te geven en om het weer terug te nemen’ (Johannes 10:18). Hoe komt hij zo vrij? Omdat hij de goede herder is, die van zijn schapen houdt. ’Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen’ (vers 11). Een huurling (die het alleen om de winst gaat, dus zijn eigen belang) laat de schapen in de steek en vlucht zodra hij een wolf ziet.
Voor ons geldt hetzelfde. Vrijheid komt tot stand door liefde. Dwang kan het niet tot stand brengen, en intellectuele argumenten evenmin. Het kan alleen gebeuren door liefde. ‘Wij hebben lief , omdat God ons het eerst heeft liefgehad’ (1 Johannes 4:19).

Deze film illustreert dat principe in het karakter van Evey, een meisje die in contact komt met vrijheidsstrijder V. Evey heeft jaren in angst geleefd. Voortdurend. Ze wilde dat het niet zo was, maar het is de realiteit. Ze durft dan ook niet mee te strijden met V voor de vrijheid van Engeland. Maar waar ze zo bang voor was, gebeurt toch. Ze wordt gevangengenomen door de regering en gemarteld, zodat ze zal vertellen wat ze weet over V. In haar kale cel vindt Evey een briefje, achtergelaten door een eerder slachtoffer van het regime: actrice Valerie, die verliefd werd op een andere actrice. Ze had al afwijzing ervaren van haar ouders, toen ze uit de kast wilde komen, en vervolgens wordt ze opgepakt door troepen van de regering. In de gevangenis wordt ze gebruikt voor verschrikkelijke experimenten. Toch verliest ze haar liefde niet. Op haar laatste velletje papier, het laatste dat ze achterlaat voor ze overlijdt, schrijft ze: ‘But what I hope most of all is that you understand what I mean when I tell you that, even though I do not know you, and even though I may never meet you, laugh with you, cry with you, or kiss you, I love you. With all my heart, I love you.’ Deze woorden drinkt Evey in, en als het ultieme moment daar is en ze voor de keuze wordt gesteld: V verraden of voor het vuurpeloton (mooi allitererend niet?), kies ze voor de dood. Ze is namelijk niet meer bang. V zegt het zo: ‘They put you in a cell and took everything they could take except your life. And you believed that was all there was, didn't you? The only thing you had left was your life, but it wasn't, was it? You found something else. In that cell you found something that mattered more to you than life. It was when they threatened to kill you unless you gave them what they wanted... you told them you'd rather die. You faced your death, Evey. You were calm. You were still.’ Het is wat Jezus heeft gezegd: ‘Wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden’ (Matteus 16:25, en vele andere plaatsen). Omdat ze bereid was haar leven te verliezen omwille van van V, is ze niet meer bang. En nu kan ze de wereld aan. Als in een wonder kan ze de cel verlaten. Ze treedt naar buiten en tilt haar handen op in de regen. En ze herhaalt de woorden uit het briefde van Valerie uit haar cel: ‘God is in the rain’. Evey heeft zich overgegeven aan de liefde, en daarmee aan de Liefde met hoofdletter ‘L’, en dat maakt haar vrij.
Wat Evey doorstond in de cel leek op wat V jaren eerder zelf doormaakte. Want ook hij was gevangen. En ook hij las eigenlijk hetzelfde briefje, met dezelfde boodschap. En ook hij kwam vrij. De scene waarin zijn ontsnapping getoond wordt, valt samen met de ontsnapping van Evey. En waar zij haar handen opsteekt en de regen ontvangt (een shot toont haar van bovenaf, als het ware uit het perspectief van God) en zich daaraan overgeeft, staat V midden in de vlammen, wordt hij door vuur verteert, en slaat hij een angstaanjagende kreet uit. En het blijkt dat V helemaal niet wordt gedreven door liefde. Zijn inspanningen om Engeland te bevrijden, zelfs om kunstschatten te bewaren, komen niet voort uit liefde voor de werkelijkheid buiten hemzelf, maar uit het verlangen de machthebbers te treffen, hen te straffen voor wat ze hem hebben aangedaan. Hij wil hen lik op stuk geven, want alleen dat zou volgens hem rechtvaardigheid zijn. Hij wordt gedreven door haat. ‘What was done to me was monstrous’, verklaart hij. Maar Evey heeft door wat er gebeurd is: ‘And they created a monster.’
Waar Evey in staat blijkt degenen die haar gevangen namen te vergeven, of althans, hen niet te haten, heeft V zijn verleden nooit achter zich gelaten. Hij wordt erdoor gedreven. Hij is niet vrij. Het lukt Evey haar kwellers met compassie in de ogen te kijken, V lijkt ervan te genieten ze te zien lijden. En dat maakt hem eigenlijk niet echt geschikt om een rol te spelen als bevrijder van Engeland.
En uiteindelijk ziet V dat zelf ook in. Hij geeft het toe aan Evey dat hij fout zat. En hij geeft zelf zijn campagne tegen de ‘Norsefire’-regering op. Hij is niet vrij om de goede beslissing te maken, zijn haat maakt hem blind voor wat goed en liefdevol is. Daarom laat hij de keuze over aan iemand anders. Aan iemand die wel de liefde kent. Die niet onvrij is door haat, maar die ergens zo om geeft dat ze zichzelf daarvoor over heeft. Het lijkt mij dat op dat moment duidelijk komt waarom Evey een naam heeft die zo op ‘Eva’ lijkt. In haar vrijheid (tot stand gekomen door liefde, door de dood heen), is ze in zichzelf een nieuw begin. Met haar begint een nieuwe werkelijkheid. Het oude is voorbijgegaan, het is alles nieuw geworden. De film eindigt dan ook met haar, en een ander, mannelijk karakter, samen afscheid nemend van de oude, door haat gedreven werkelijkheid, en kijkend naar een nieuw begin.
In de menigte mensen die wordt getoond aan het slot, zien we ook de karakters tegen die eerder in de film om het leven waren gekomen, onder andere Valerie. Voor mij een krachtig beeld van de nieuwe werkelijkheid die komt, die tot stand is gekomen door de opoffering van Jezus, gedreven door liefde. Liefde zorgt dat de dood nieuw leven voortbrengt. Een werkelijkheid waarin gerechtigheid heerst. Waarin iedereen vrij is. Jezus is een mens geworden zoals wij ‘ om door zijn dood definitief af te rekenen met de heerser over de dood, de duivel, en zo allen te bevrijden die slaaf waren va hun levenslange angst voor de dood’ (Hebreeen 3:14,15).
Er valt over deze film nog veel meer te zeggen. Bijvoorbeeld over het karakter van inspecteur Finch, die deel is van het partijsysteem, maar voor wie het nog belangrijker is de waarheid te kennen. Hij illustreert een ander, belangrijk principe, namelijk wat de bijbel ook zegt: ‘De waarheid zal u vrijmaken’ (Johannes 8:32). Wie liefde heeft voor de waarheid, boven de leugen, is op reis naar de vrijheid. En ook dat leidt tot een nieuw begin.

V for Vendetta is een van mijn favoriete films. Dat zal niemand verrassen wie weet dat ik een boek heb geschreven met als titel: Indrukwekkende Vrijheid (warm aanbevolen, overigens). Het verhaal zit sterk in elkaar, met heel goede dialogen en een reeks fantastische acteurs. Vooral de prestatie van Hugo Weaving als de titelheld is prijzenswaardig, aangezien hij nooit zijn gezicht kan gebruiken. Ook was het leuk een acteur uit de serie Sherlock te herkennen. Er zit wat behoorlijk heftig geweld in de film, wat een sterke maag geen overbodige luxe maakt. Nog moeilijker kan voor sommige kijkers het gedrag van ‘V’ zijn, die wel heel drastische methoden gebruikt om anderen vrij te maken. De in de film geschetste wereld lijkt niet heel waarschijnlijk - in het Thatcher-tijdperk waarin de oorspronkelijke strip werd getekend was het misschien anders, maar zoals ik in het begin van dit stuk al zei: vrijheid is een fragiel ding. Voor je het weet is het van je afgenomen. En dan hebben we liefde nodig die moed vraagt. We kunnen er maar beter nu al mee beginnen daarmee te oefenen.
Voor wie erin geïnteresseerd is ten slotte: op mijn eerste blog, Tol Eressea, schreef ik al eerder een bespreking van deze film. Daarin haal ik best vaak G.K. Chesterton aan en zijn mijn gedachten over vrijheid die ik in Indrukwekkende Vrijheid uiteenzette al in embryonale vorm te lezen. Maar vooral illustreert deze bespreking hoeveel ik in mijn inzichten, vooral ten aanzien van mensen met een andere geaardheid dan ik, ben veranderd. Mijn overtuiging van toen was niet bepaald liefdevol Ik zou daarom nooit dezelfde dingen meer schrijven. Houd dat in gedachten als je deze link toch wilt volgen.

Gedicht: Getekend

$
0
0
Getekend

Een poel was lang mijn huis:
bruin water, stinkend van
schijnheiligheid en haat.
En ik ging kopje onder
tot een ruwe hand mij
de kant op trok, de wind
mij droogde. Maar ik was
niet schoon. Na lange jaren
zie ik nog steeds de sporen
als met inkt getatoeëerd. 
De zwarte lijntjes staan
haast microscopisch klein
op alles wat ik voel
en denk. Het web vervormt
wat zuiver in mij was
tot wrede parodie.

Misschien heb jij ze niet -
die ingekleurde barsten -
ook al drijf je in het bad
dat ik toen verliet. Past het
bij jouw huid? Dat is fijn
voor jou. Maar ga mij niet
beschimpen om mijn drift
me schoon te boenen,
te zien hoe ik kon zijn
voordat ik was besmeurd
en te rouwen om de pijn
van onuitwisbaar vuil.
Stel me niet ten toon.
Omarm me liever. Vind me
mooi zoals ik ben, zelfs 
als ikzelf dat niet geloof.

Gedicht: Vijfde colonne

$
0
0
Vijfde colonne

Je hebt je goed verstopt,
doet je voor als deel van mij
niet te onderscheiden
van mijn gedachten. Je lijkt
te slapen. Zo stil lig je
dat ik je haast vergeet.

Mijn aandacht raakt verslapt.
Het leven zonder jou
is zwaar genoeg. Ik moet vechten
om overeind te blijven
elke dag. En mijn hart
blijft onverdedigd achter.

Dan komt er een signaal
onwetend uitgesproken
door mijn vrienden. Een plek
die me aan jou doet denken.
Het voldoet. Je activeert
je wapens en valt aan.

Zenuwcentra vallen
onder jouw terreur. Mijn maag
is tot een klomp bevroren.
Je propaganda klinkt
vertrouwd. Ik raak door jou
tegen mezelf gekeerd.

Na slapeloze nachten
keert het tij. De strijd
opnieuw door mij beslecht.
Maar je bent niet weg.
Je hebt je teruggetrokken
tot ik me weer veilig waan.

Filmbespreking: Journey to Agartha

$
0
0
Een van de meest choquerende berichten van vorig jaar was dat Hayao Miyazaki aankondigde te stoppen met het maken van animatiefilms. Hij zou zich alleen nog bezighouden met het tekenen van stripverhalen (later kwam bericht dat hij toch films zou blijven maken, maar dan korte). Miyazaki is een van de bekendste regisseurs van Anime - zoals animatiefilms in Japan heten. Hij heeft ook al lang de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Het was dus te verwachten dat hij eens zijn laatste film zou maken. Hij heeft niet het eeuwige leven. Maar wie zou anders dan Miyazaki films maken vol prachtige beelden van de natuur, gevuld van verlangen naar andere werelden, naar schoonheid, waarheid en intimiteit? Met sympathieke hoofdpersonen en tegelijk onvoorspelbaar bizar? Met verwijzingen naar mythologie, maar tegelijk observaties van het normale leven? De films van Miyazaki zijn voor mij enorme inspiratiebronnen. Gelukkig zijn er andere animeregisseurs, die de fakkel zouden kunnen overnemen. De belangrijkste is volgens mij Makato Shinkai, die met Journey to Agartha een film heeft gemaakt die bijna kan doorgaan voor een Miyazakiklassieker. Het niveau van de meester behaalt hij helaas net niet. Waar de hoofdpersonen van Miyazaki altijd natuurlijk overkomen, lijken ze hier soms geaffecteerd. De actiescenes hebben ook meer weg van wat je van andere anime zou verwachten. En aan het slot had ik iets meer resolutie van het plot verwacht. De kijker krijgt iets minder antwoorden dan gehoopt. Maar andere aspecten zijn dan weer prima in orde. De hoofdpersoon, een studieus meisje dat nogal van eten houdt, nodigt ons direct uit met haar mee te leven. En haar relatie met leraar Morisaki, die een surrogaatvader voor haar wordt, maar zonder te zoet te worden, is mooi in beeld gebracht. De observaties van de natuur zijn levensecht (zoals de beweging van een libel, of zwaluwen die water drinken), met hier meer zonsondergangen dan wolkenluchten zoals in Miyazaki. De legendarische wezens zijn fantasievol en indrukwekkend. Mijn fantasie werd erdoor geprikkeld. En anders dan Miyazaki aarzelt Shinkai niet om onze moderne wereld en de wereld van de verbeelding direct met elkaar in contact te laten komen. Dus zijn er goden en helikopters, schaduwwezens en machinegeweren. Het werkt allemaal wel. Het is een film die ik makkelijk meerdere keren zal kunnen kijken en er steeds andere associaties uit kan halen. Ik denk dat de meeste lezers van mijn blog hem nog niet gezien hebben, maar ik kan niet alleen recensies te schrijven van films die iedereen al heeft gezien. Misschien dat dit artikel sommigen van jullie over de streep trekt. Ikzelf vond in elk geval genoeg om over te schrijven, vooral omdat dit een van de weinige films is die het thema van het diepe menselijke verlangen naar een wereld die mooier en beter is dan de onze centraal heeft staan. En die dat verlangen tegelijkertijd krachtig opwekt, althans bij mij.

Dit verlangen wordt ook wel ‘Sehnsucht’ genoemd. C.S. Lewis schrijft er veel over: “The experience is one of intense longing. It is distinguished from other longings by two things. In the first place, though the sense of want is acute and even painful, yet the mere wanting is felt to be somehow a delight. Other desires are felt as pleasures only if satisfaction is expected in the near future: hunger is pleasant only while we know (or believe) that we are soon going to eat. But this desire, even when there is no hope of possible satisfaction, continues to be prized, and even to be preferred to anything else in the world, by those who have once felt it. This hunger is better than any other fullness; this poverty better than all other wealth.” Ik heb er op mijn blog ook al eens over geschreven.
Ik ervaar dit verlangen dat de ziel doorspietst niet vaak, maar het overvalt me: als ik uit de trein naar buiten kijk, naar de dunne nevel die goudkleurig oplicht. Als ik mos zie op een muurtje, vol glimmende dauwdruppels, als ik de films van de Lord of the Rings-trilogie kijk en het gezelschap bereikt Rivendell. Anderen zullen deze ervaring hebben bij het luisteren van bepaalde muziek, of het zien van een bepaalde auto. En zich dan beseffen dat ze eigenlijk niet verlangen die muziek zelf nog een keer te horen, of die auto te zien, maar dat ze verlangen naar iets dat daar voorbij ligt, iets waar de muziek of de auto slechts naar verwees, waar het een zwakke afspiegeling van was. Het gevoel is dat de werkelijke vervulling van dit verlangen niet van een materieel voorwerp kan komen, of een weersverschijnsel, maar dat het alleen kan worden vervuld door een werkelijkheid die de hele ziel omgeeft. Een werkelijkheid die volmaakt goed is. Want dat suggereert het verlangen: dat we thuishoren in een werkelijk mooie, liefdevolle, goede wereld. Het voelt zo acuut dat we ons eigenlijk voor het verlangen schamen. We willen niet de dorpsgek worden, die niet in deze wereld kan thuishoren. We moeten immers aangepast blijven, blijven functioneren. Dus bagatelliseren we deze sehnsucht. Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg. Daarbij geloven we als christenen soms ook niet in een God die werkelijk het goede met ons voor ogen heeft, die ons tot bloei wil zien komen, die ons wil zien genieten. We hebben een Calvinistische instelling. Onze God wil dat we hard werken, dat we presteren, dat we ons best doen niet te zondigen. Die wil dat we evenwichtig zijn, of alleen met Hem en zijn Woord bezig zijn. Het verlangen zou ons er alleen maar vanaf brengen. Dus begraven we het (zoals de inwoners van Agartha dat doen, maar daarover verderop meer). Ik geloof echter dat dit verlangen, dat zo diep in ons geworteld is, ons niet van God vandaan voert, maar ons juist naar Hem toe kan doen bewegen. Dat als we durven het te voelen, we een reis kunnen beginnen die eindigt bij de enige die het kan vervullen. Zo gebeurde het bij C.S. Lewis, die deze ‘Joy’ volgde en uitkwam bij een geloof in Christus. Maar daar eindigt het niet. Ook als we christen zijn gaat het volgen van dit verlangen gewoon door. ‘Higher up and farther in’, zoals de karakters in ‘The Last Battle’, het laatste boek van de Narniaserie. Als we dat niet doen, als we vast komen te zitten, als we onze eigen bastions uitgraven en gaan proberen mensen die niet hetzelfde doen of geloven als wij te bestrijden, zijn we misschien wel verder van huis. Daarom roep ik opnieuw op om dit verlangen, Sehnsucht of ‘Joy’ serieus te nemen. Er met anderen over te praten, je hart te durven delen, ‘het ontroostbare geheim in ieder van ons’ te openbaren. Er over te schrijven. Kunst te maken. Tekeningen, films. En het te volgen naar een betere wereld.

Zo begint ook Journey to Agartha: het meisje Asano heeft van haar vader ooit een vreemd kristal gekregen, dat ze kan gebruiken om radiosignalen op te vangen. Op een dag hoort ze bijzondere muziek, vreemde tonen. En ze weet een ding zeker: dat ze die nog een keer wil horen. Ze vullen iets in haar, een leegte. Ze is bereid ver te gaan om het gat in haar ziel te vullen. Dat dit verlangen het thema is, blijkt ook uit de oorspronkelijke titel van de film: ‘Children who chase lost voices from down below’. Op deze reis komt ze in contact met meneer Morisaki, die op haar school invalleerkracht is, maar eigenlijk een belangrijke agent is van de organisatie ‘Archangel’. Deze groepering gelooft dat de Aarde hol is, en dat in dit onderaardse land  Agartha onmetelijke rijkdommen te vinden zijn. Meneer Morisaki heeft echter een ander doel: volgens hem is dit land het dodenrijk, zoals beschreven in de legende van Orpheus en Eurydice. En zoals Orpheus zijn vrouw bijna terugkreeg toen hij in het dodenrijk afdaalde, zo wil Morisaki afdalen in Agatha, om zijn eigen, tien jaar geleden overleden, vrouw terug te vinden. Hij kon namelijk geen afscheid van haar nemen. Asano reist samen met hem naar het ondergrondse land. Zij is ook iemand verloren, maar dat is niet haar voornaamste reden om de poort door te gaan. En omdat hun beweegredenen verschillen, zullen ze allebei ook iets anders vinden in Agartha.
Bij het kijken van de film interpreteerde ik het ondergrondse land Agartha als het rijk van God (zo wordt het ook eens letterlijk genoemd), het Koninkrijk. Mensen moeten het zelfs binnenkomen ‘door water heen’ (symboliek van de doop). Maar er is een groot verschil in motivatie. Meneer Morisaki deed me denken aan mensen die in een welvaartsevangelie geloven. Hij is op zoek naar God om iets voor zichzelf te verkrijgen. Want hij zegt wel dat hij zijn vrouw liefheeft, zijn liefde is heel zelfzuchtig. Hij wil vooral niet de pijn lijden van het verlies. Hij wil haar voor zichzelf. Hij is zelfs bereid de levens van anderen daarvoor op te offeren. Net zo zijn er mensen die in God geloven uit zelfzuchtige motieven. Omdat ze zekerheid ontlenen aan hun geloof, of omdat ze denken dat God hen tegen rampspoed zal beschermen, of ze zal zegenen. Dit soort gelovigen is vaak ook bereid over andere, zwakkere mensen heen te walsen, hen van alles op te leggen en mensen die lijden ervan te beschuldigen een ‘zwak geloof’ te hebben. Het is niet de motivatie die God verlangt. God is een beloner van wie Hem ernstig zoeken, zegt de bijbel. Wie naar God komt, gemotiveerd door een verlangen naar goedheid, naar waarheid, naar Liefde, naar schoonheid, kortom: naar iets dat zich buiten hem- of haarzelf bevindt, zal Hem ontmoeten. Hij zal zich openbaren. Door anderen heen, in de natuur, of rechtstreeks (dit wordt in de film gesuggereerd in de ‘vloeibare’ identiteit van een van de bewoners van Agartha: Shin, die heel erg lijkt op Shun (iemand die Asano al eerder heeft ontmoet), en tegelijk lijkt op de boodschapper van de Goden (in een droomfragment). Wie op deze manier God ontmoet, en zich van hem bewust wordt, ziet Hem vervolgens terug in de mijlpalen die hij of zij onderweg passeerde, de personen die hem of haar werkelijke liefde deden ervaren, de schoonheid die het diepe verlangen in zijn of haar hart opwekte. Zo blijkt Asano’s trouwste metgezel, haar kat, oorspronkelijk afkomstig uit Agartha. Maar nu ze de werkelijkheid heeft gevonden, heeft ze hem niet meer nodig als begeleider en neemt hij afscheid van haar. Asano lijkt zwakker, kwetsbaarder, en emotioneler dan meneer Morisaki, maar uiteindelijk is zij het die hem moet begeleiden als zijn dromen in duigen zijn gevallen en zijn zelfzuchtige verlangens tot zijn ondergang dreigden te leiden. Wat hij werkelijk zocht -relaties, een oplossing voor zijn eenzaamheid- bevond zich voor zijn ogen, zonder dat hij het kon zien. Dat besef komt met een vreselijke prijs. Ook daar zit volgens mij waarheid in.

Wie het koninkrijk van God binnentreedt, kan wel eens teleurgesteld worden in de realiteit van de kerk. Dit is in deze film ook erg krachtig in beeld gebracht. De realiteit van Agartha is namelijk niet heel sprookjesachtig. Het ondergrondse landschap van de holle Aarde is desolaat: een lege vlakte, uitgestorven, de meeste dorpen slechts ruïnes. De vroegere glorie is verdwenen. Zelfs de vertegenwoordigers van de goden zijn oud en ziek. Heel lang komen Asano en meneer Morisaki zelfs geen dieren tegen.
Als ze uiteindelijk wel anderen tegenkomen ondergronds, worden ze niet hartelijk ontvangen. De ene groep mensen heeft zich neergelegd bij het langzame verval van hun samenleving. Ze zijn naar binnen gekeerd, houden zich bezig met esoterische doelen, en willen vooral niet worden opgeschud door bezoekers van buiten. Ze hebben aan zichzelf genoeg. Ze leggen daarom hoge drempels op om binnen te komen. Ik hoef hier waarschijnlijk niet uit te leggen hoe dit op de kerk toegepast kan worden.
Een andere groep mensen wordt zelfs agressief jegens buitenstaanders. Ze vinden dat de gang van zaken in hun dorp maar wordt verstoord. Ze willen dat de mensen van buiten zich aan hun regels houden, anders zwaait er wat. Ook dat hoeft waarschijnlijk niet verder te worden toegelicht.
En ten slotte is er een groep boosaardige wezens, spookachtig van karakter, die zich alleen in het donker kunnen vertonen. Ze verslinden alles dat ‘verontreinigd’ is. Een meisje dat een halfbloed is (nakomeling van een man van boven met een vrouw uit Agartha), moet bijvoorbeeld verdwijnen. En ondertussen jouwen ze hun prooi uit, kleineren hem of haar, noemen hem of haar onrein. En ze zijn daarbij niet moe te krijgen. Aan ze ontsnappen kan alleen door in het licht te blijven, of in het water. Maar de zon gaat onder, en zelfs water kan plotseling opdrogen, en dan krijgen deze monsters je in hun greep. Hun muil spert zich open om je te verslinden en je kunt er niets tegen doen. Deze beelden raakten me toen ik de film voor de tweede keer keek, omdat ze een krachtig beeld zijn van het geestelijk misbruik dat vooral in fundamentalistische kerken kan plaatsvinden. In dit soort kerken wordt namelijk geen God van liefde gepredikt, maar een ander Godsbeeld. Wat ze prediken is een ‘Belief in a God whose most dominant, overriding characteristic is a demand for absolute righteousness, for the acknowledgement of his children that they are completely broken, miserable, worms, barely even worth his attention. Belief in a God that is so gracious and loving that he daily overcomes his disguts, his revulsion to reach out of heaven and show mercy to us. Belief that we as humans, must excreties all of our resources, all of our attention, in a daily battle to crucify our flesh and take up our cross- but these words mean something different, something harsh and bleak and wretched. Belief that everything about our human experience is tainted, stand and worhtless- that there isn’t anything that can be enjoyed, because all of it is unclean. Our bodies, our music, our entertainments, our world- all of it is ruthlessly designed to pull us off the straight and narrow, and that is anything feels good, it must be bad, and if we enjoy something, it is only because our hearts are deceitfully wicked and who can know it. We must not ever follow our heart, trust our instincts, go with our gut, because that is only lust and once it has conceived it brings forth death’.
Dit is precies wat ik in de kerk waar ik opgroeide te horen kreeg: God was boosaardig, andere mensen waren zondig en slecht, en ik moest mezelf altijd wantrouwen, want in mijn hart was ik het oordeel waard. Ik was onrein. Dat dit niet goed is voor je beeld van anderen buiten je, en niet goed voor je eigen zelfbeeld, lijkt me evident. Dat dit leidt tot onrust, depressie en zelfs zelfmoordneigingen lijkt me ook vanzelfsprekend. Dit is geen gezonde leer. Het is net zo schaduwachtig en afschrikwekkend als de monsters in deze film. En het tragische is dat dit soort gedachten (al dan niet in afgezwakte vorm), ook voorkomen in evangelische gemeentes, vooral als ze de oorsprong hebben in de fundamentalistische beweging. Kijk achter het schijnbaar blije oppervlak en je ziet nog steeds een afkeer van mensen die ‘anders’ zijn, die moeten verdwijnen (door te veranderen).

In deze film komt geen duidelijke Christusfiguur voor, dat is van een Japanse animatiefilm ook niet te verwachten. Wel is er iemand die voor Asano zijn leven in de strijd gooit, en haar redt van de schaduwmonsters, vlak voor de zon opkomt. Iemand die dat doet uit liefde. Iemand die wellicht meerdere naturen heeft, en haar al eens eerder heeft gezegend, voordat ze ook maar van Agartha had gehoord. Het lijkt misschien wat vergezocht, maar ik zie er een glimp van het goede nieuws in terug.

Gedicht: Voorlente

$
0
0
Voorlente

Ja, de lucht is blauw.
Na lange dagen regen
en wind verschijnt de zon
kleurt gras weer groen en schept
onder bruggen glanspatronen.
Maakt kale takken mooi.
Ik zie het ook en warm
verstijfde ledematen.

Maar het wist niet uit
de woorden over het klimaat,
uitgestorven soorten
nieuwe ziekten, diepzeevuil.
Ze staren zwart op wit
me aan. Beschuldigend.
Het is niet ongedaan
te maken, dit verlies.

Er bloeien inderdaad al
bloemen. Speenkruid, krokus
laten mij niet onberoerd.
Ik kan heus genieten
van wat is. Maar wat was
komt niet terug. Verdriet
is ook reëel. De winter
is nog niet voorbij.

Gedicht: schaapskooi

$
0
0
Schaapskooi

De muren werden opgebouwd,
steen voor steen, om de schapen
te beschermen, zo geneigd te dwalen,
zich te prikken aan de distels,
te vallen of vergif te eten.
Het was voor hun goed, ze hoefden
als ze bleven waar ze waren
niet meer voor zichzelf te denken.

De muren groeiden en de ramen
gingen dicht. De zon was genoeg
om bij te zien: de bruine grond,
het platgetreden stro van dagen,
de grijze wol van iedereen 
gelijk geschoren. En de plicht
gold ook voor elk, van nu
tot in de eeuwigheid een slaaf.

De muren stopten niet de wind.
Die bracht geuren mee van buiten:
vers gras, met klaver, en de weiden
golvend tot de horizon. Kleuren
Te veel om te benoemen. Schaduw
om in te rusten van het werk.
Te gevaarlijk was het verlangen
en dus werd ook het dak gesloten.

Gedicht: De poortwachter is dood

$
0
0
De poortwachter is dood

De poortwachter is dood.
Die grote man, hij is verdwenen
Voor altijd. Ik hoef niet meer
te stoppen bij het ingaan
of het uitgaan van de stad
om hem te laten kijken
naar wat ik denk of voel,
of het voldoet. Of mijn liefde
zuiver is. Ik loop zomaar door
mijn armen volgeladen
met bloemen of met prenten
die ik verkoop. Ik kan zelf
wel zien wat mooi is, inspireert.
Ik onderscheid wat lelijk is
met mijn eigen ogen, vertrouw
het vuur dat in mij brandt geheel.
Soms ben ik nog wel bang,
zie ik zijn hut. Er staan wapens
in het rek, maar herinneringen
hebben over mij geen macht. 
Ik ben vrij man en dus recht ik
mijn rug. Ik ga op weg naar huis.

Filmbespreking: Crouching Tiger Hidden Dragon

$
0
0
Wie mijn blog al wat langer leest, heeft ondertussen wel door dat het thema ‘vrijheid’ erg belangrijk voor me is. Ik heb zelfs een boek geschreven met de titel Indrukwekkende vrijheid (warm aanbevolen overigens, mocht je het nog ergens kunnen vinden). Een deel van mijn verlangen naar het ervaren van vrijheid komt door een opvoeding in een nogal strenge geloofsgemeenschap, bijna een sekte, waarin ik juist weinig vrijheid ervoer. Sinds ik overspannen werd door de religieuze regels die ik opgelegd had gekregen en mezelf was blijven opleggen, ook na mijn vertrek uit de kerk in kwestie, werd het ervaren van vrijheid voor mij een zaak van leven of dood. Dat uit zich soms in wat ik schrijf in heftige kritiek op kerken en andere religieuze instituten, of betogen tegen wetten en regels. Theologen hebben daar een mooi woord voor: antinomianisme. Dat wordt overigens meestal niet als iets positiefs gezien, maar dat terzijde.
Mijn betogen tegen arbitraire structuren of beperkende eisen waren behoorlijk fel. Maar in mijn bevlogenheid viel ik misschien de verkeerde doelwitten aan. Want vrijheid op zichzelf is wellicht helemaal niet zo positief. Het kan leiden tot chaos. Als onder het mom van ‘vrijheid’ iedereen gaat doen ‘wat goed is in zijn eigen ogen’ (Richteren), en zichzelf op de eerste plaats stelt, kunnen zwakken, armen, kinderen en zieken het onderspit delven. Dit zie je in situaties waarbij de stroom uitvalt, en vrijwel direct wordt geplunderd. Of in gebieden waar oorlog is, zoals in het vroegere Congo. Of in de liberalistische Amerikaanse politiek, waar onder het mom van het verkleinen van overheidsinvloed maatregelen die armen of zieken moeten helpen worden tegengewerkt. Als het ‘ieder voor zich is’, is niemand voor de zwakken. Ik geloof niet sterk in de goedheid van de mens, en denk niet dat mensen uit zichzelf noodzakelijk liefdadig zullen zijn als ze vrij zijn. Sommige wetten en regels zijn nodig om anderen te beschermen, om te zorgen dat criminelen niet direct gelyncht worden, en om op de lange termijn een leefbaar milieu, en een leefbare samenleving te behouden. Daarom is, in de woorden van Paulus ‘de wet heilig, en de geboden zijn heilig, rechtvaardig en goed’ (Romeinen 7:12). Ik kan daar weinig tegen inbrengen.
En in discussies over vrijheid die ik met mijn vrouw voerde (die niet in een strenge geloofsgemeenschap is opgegroeid), wees zij me erop dat er geen situaties zijn zonder regels. We hadden het over de regels in mijn vroegere kerk over hoe mannen en vrouwen zich moesten kleden en gedragen. Ik vond deze heel beperkend. Maar, zei mijn vrouw, wie uit de kerk in de Nederlandse maatschappij terecht komt, vindt daar net zo strenge regels. Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg. Maar wat dan ‘normaal’ is, is heel streng gedefinieerd. Ja, misschien vinden wij een regel om jezelf als vrouw te bedekken heel vreemd, maar de regel dat je als je ergens wilt zwemmen bijna geheel ontkleed moet zijn, is net zo raar. Vooral omdat er best veel mensen zijn met ‘body issues’, die als ze vrij waren om te kiezen wat meer zouden willen aantrekken. Net zo zijn er regels over hoeveel je moet sporten, wat je moet eten, met wie je moet omgaan. Vaak zijn deze regels, zowel in de kerk als daarbuiten, ongeschreven. Ze ontstaan vanzelf overal waar mensen met elkaar omgaan. Eerst zijn het gewoonten, dan worden het aannames. Ook in de relatie tussen mijn vrouw en ik zijn er al patronen ontstaan, zaken waar we van uitgaan, waarvan we weten dat de ander die belangrijk vindt. Al was het zoiets simpels als wie er koffie zet voor de ander ’s ochtends. En zo is het dus erg kleinzielig om op de regels op zichzelf commentaar te hebben, alleen omdat die toevallig in een andere situatie ‘anders’ zijn. Toen ik in India was heb ik gewoon met mijn handen gegeten, ondanks de vanzelfsprekende ‘regel’ dat je dat in Nederland niet doet. Het verschil is natuurlijk dat je niet naar de hel gaat, als je toevallig een keer wel of niet met je handen eet. Sterker nog, mijn gastheren boden mij mes en vork aan, maar ja: ‘when in Rome …’ Ik had in elk geval de complete India-ervaring.
Zelfs de regels in onze maatschappij over kleding, sport en beweging hebben geen eeuwige consequenties. Als je ze overtreedt heb je hooguit om te gaan met schaamte, en afkeurende blikken van mensen. Ook heel vervelend, vooral als je zelfbeeld niet zo stabiel is, maar niet zo erg als de boosheid en afkeer van God, die je over je uitroept als je naar de verkeerde kerk gaat, verslaafd bent aan iets anders dan bijbelstudie, of op een verlangende manier naar vrouwen kijkt - om er maar een paar willekeurig te noemen. Oh, ja, we waren wel gered op grond van genade, maar dat maakte Gods humeur niet veel beter als we over de schreef gingen. We leerden voortdurend wantrouwend te zijn, want God zag alles wat we deden, net als bij Jona. En de regels golden niet alleen voor wat we deden, maar ook voor wat we dachten en voelden. Ook al hadden we dat niet altijd onder controle, we werden er wel op afgerekend.
Het verschil zit hem niet in de regels, is wat blogger Samantha Field daarom terecht schrijft: ‘Rules can be good. Healthy, even. Even when there’s a lot of them. Just because a system has what seems to be the presence of a lot of arbitrary rules doesn’t necessarily make it bad … Even though it’s difficult for me to understand Shari’ah  law, I can understand that the rules are not what make it oppressive in some places …the spirit, the beliefs, the ideas, the system that keeps the legalism alive is the problem. There’s nothing there worth protecting, and all of it deserves to be destroyed. Because this system is built on an ugly foundation of power, abuse, domination, and control. The people who perpetuate it aren’t there because they genuinely love people and want to protect them. Legalism gives them the power to wield massive control over entire groups of people– but they can only do that not because of the rules, but because of belief.’
Het geloof dat je niks waard bent als individu, alleen van belang bent voor het systeem, dat je een worm bent of minder. Het geloof dat Gods karakter wordt gekenmerkt door wrede rechtvaardigheid (voor een enkele overtreding verdien je de hel - dat is geen echte gerechtigheid) of zelfs boosheid en toorn. Dat hij nooit verzachtende omstandigheden kan erkennen. Het geloof dat andere mensen alleen maar op het slechte uit zijn, en niet kunnen worden vertrouwd. Het geloof dat je alleen redding waard bent als je perfect bent. En dat je in de hemel nog niet jezelf kunt zijn, omdat je dan wordt ‘veranderd’ in iemand die van lofprijzing houdt, en alles vergeet wat je jezelf maakte. Dat is wat mijn ervaring in de kerk zo schadelijk maakte. En dat is wat zorgt dat ik, in een situatie met heel andere regels, zoals op mijn werk of in mijn huwelijk, nog steeds dezelfde emoties ervaar van schaamte, te kort komen, en het verlangen los te breken. Het gaat niet om de regels, maar om het onderliggende geloof.
Maar als het onderliggende geloof er een is van vertrouwen in plaats van wantrouwen, van liefde in plaats van haat, van acceptatie in plaats van afwijzing. Als God nu eens liefdevol was, en het beste met ons voor had (en daarom sommige regels heeft opgesteld), als we van onszelf mochten houden (en daarom geen verslavingen wilden hebben die ons zouden beschadigen), en als we anderen nou eens zouden zien als waardevol en het beschermen waard ook als ze van ons verschillen - dan zouden de regels heel anders zijn. Dan zou de wet er zijn voor de mens, en niet de mens voor de wet (vergelijk Markus 2:27). Dat zou goed nieuws zijn! We zouden door die liefde worden opgenomen in een nieuwe samenleving, waar gerechtigheid heerst, en ons willen houden aan de wet van de liefde. Want de bijbel zegt het op meerdere plekken dat wie liefheeft, daarmee de wet heeft vervuld. De hele wet kan worden samengevat als ‘Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf.’ Daar kan zelfs ik niks tegen hebben.

Ik vond een prachtige illustratie van deze principes in de Chinese film Crouching Tiger Hidden Dragon. Ik zag deze film in de bioscoop, ondertussen bijna vijftien jaar geleden, met mijn op een na jongste broer. We hebben het er nog wel eens over, hoe sommige van de kijkers in de eerste tien minuten de zaal verlieten. Die hebben wat gemist! De eerste tien minuten tot een kwartier zijn namelijk rustig. Prachtige beelden van het oude China, mooie kostuums, bekwame acteurs die heel veel communiceren met een blik of een oogopslag, maar ondertussen vormelijk met elkaar communiceren en het meeste onuitgesproken laten. Dat was niet wat deze kijkers verwachtten van een film die als actiefilm was aangeprezen. Maar de actie volgt wel degelijk: de natuurwetten tartend storten de vechters zich op elkaar, in gevechtscenes als een ballet gechoreografeerd door degene die ook de gevechten in The Matrix voor zijn rekening nam. In een vechtschool, maar ook op de daken en in een bamboebos. Alles begeleid met prachtige cellomuziek en drums. Verhaallijnen zigzaggen door elkaar, maar alles klopt, en het leidt tot een prachtig, maar enigszins ambigu slot. Ik vind deze film een aanrader!

De film vertelt het verhaal van zwaardvechter Li Mu Bai, die zich terugtrekt uit zijn zwervend bestaan en dus zijn zwaard afgeeft om in de stad bewaard te worden. Yu Shu Lien, zelf ook een begenadigd vechtster, biedt zich aan het wapen weg te brengen. Eenmaal in de stad wordt het zwaard gestolen door een mysterieuze dief. Tegelijk wordt bekend dat de moordenares Jade Vos zich in de stad bevindt. Deze vrouw heeft ooit de meester van Li Mu Bai gedood. Als Li Mu Bai dit te weten komt, wil hij wraak nemen. Ondertussen heeft Yu Shu Lien vriendschap gesloten met de dochter van magistraat Yu, Jen, een levenslustig meisje dat niet wil trouwen met haar verloofde, maar terugverlangt naar haar affaire met roverhoofdman Lo in de woestijn. Yu Shu Lien probeert haar op een kalmer levenspad te brengen, maar haar hoop voor Jen wordt in gevaar gebracht als het zwaard wordt getraceerd naar het huishouden van magistraat Yu, en een politieagent met zijn dochter op het punt staan er binnen te vallen …

Het centrale karakter in dit verhaal is Jen - jong, impulsief, en met een sterk verlangen naar vrijheid. Ze is de dochter van een magistraat en staat op het punt te worden uitgehuwelijkt aan een man die ze niet zelf heeft mogen uitkiezen. Ze is jaloers op Yu Shu Lien en haar bestaan als vechter: niet aan regels gebonden, zelf mogen beslissen waar je heen gaat of wie je liefhebt. Maar Yu Shu helpt haar uit de droom: ‘Fighters have rules, too. Friendship, trust, integrity. Always keep your promise. Without rules we wouldn't survive long.’ En macht is ook niet alles: het zwaard heeft Li Mu Bai net zoveel problemen gebracht als glorie. Er zijn in elke situatie regels. En zelfs de regels over bijvoorbeeld uithuwelijking zijn niet in zichzelf verkeerd of beperkend. Nogmaals Samantha Field: ‘To us Westerners, where individuality, autonomy, and independence are some of the most crucial parts of our identity, rules seem innately oppressive. Less rules somehow equals more freedom, and freedom is good. But that’s not always the case.’ Lees hierover bijvoorbeeld ook het boekje Waarom zijn wij anders, dat duidelijk uitlegt hoe andere culturen andere waarden hebben, die niet minder zijn dan de onze. Door van aristocratische dochter een vechter te worden, zou Jen alleen maar kiezen voor een situatie met andere regels. Ze zou niet vrij worden van regels.
Zelfs roverhoofdman Lo, van wie ze houdt, kon niet aan de regels ontsnappen. Hij verlangde naar de woestijn, waar zoveel sterren te zien waren, en waar niemand hem bevelen kon geven. Maar de enige manier waarop hij in de woestijn kon overleven, was door zelf een bevelhebber te worden, iemand die over anderen heerst en zelf de regels vaststelt. En als hij met zijn bestaan wil breken, respectabel wil worden om met Jen te kunnen trouwen, merkt hij dat zijn ‘regelloze bestaan’ gevolgen heeft: niemand wil hem aannemen. Zijn reputatie als rover is hem vooruitgesneld. Want dat is de essentie van regels: keuzes hebben gevolgen. De regels beschrijven die. Lo gaat dat inzien. Hij is dus bereid om te luisteren naar Li Mu Bai, die hem uitnodigt om naar de berg af te reizen waar zijn vechtschool is gevestigd en daar in vertrouwen te wachten. Lo is nederig geworden.
Jen heeft echter meer invloedrijke mensen in haar leven. Zoals haar gouvernante, in werkelijkheid de moordenares Jade Vos. Zij wilde opgeleid worden tot vechter, maar kreeg als vrouw geen toegang tot de school. Zelfs niet toen ze met de leider daarvan naar bed was gegaan. Daarom is ze een wraakcampagne begonnen. Ze heeft Jen ertoe verleid met haar mee te doen. Samen bestudeerden ze een gestolen boek om zichzelf gevechtstechnieken eigen te maken. En het doel is om uiteindelijk met zijn tweeën het land rond te reizen en te plunderen. Ze stelt het voor als vrijheid, vrijheid van de beperkingen van het huwelijk, vrijheid van de regels die door de maatschappij aan vrouwen worden opgelegd. Maar haar motieven zijn niet zuiver. Ze zijn zelfzuchtig. Want als blijkt dat Jen haar is ontgroeid, dat Jen sterker en sneller is, en meer technieken beheerst dan zij, is ze daar niet blij om. Nee, ze gaat Jen haten. Ze wil Jen zelfs vermoorden. Want meer nog dan Li Mu Bai, die een man is, haat ze een andere vrouw die haar niet meer nodig heeft. Zij illustreert hoe onderliggende haat een gebrek aan regels als excuus kan gebruiken om meer kwaad te kunnen doen.

En dan is Jen in haar eentje overgebleven: ze heeft zich losgerukt van haar oude achtergrond met de in haar ogen beperkende regels, ze heeft een scherp mythisch zwaard bij zich, en ze heeft ongekende kracht en mogelijkheden. En ze laat een spoor van vernieling achterlaat, vervreemdt haar vrienden van zich, en uiteindelijk sterven er zelfs mensen door haar rebellie. Wat heeft ze nodig om hieruit gered te worden, om werkelijk vrij te worden. Li Mu Bai wijst haar de weg. Hij heeft zelf bijna de verlichting bereikt onder leiding van zijn meester. Hij keerde echter terug omdat hij nog iets moest doen. Zelf denkt hij dat hij wraak moet nemen, maar dat blijkt het niet te zijn. Wat hij moet doen is eerlijk naar zichzelf toe zijn, over wat hij wil, over wat hij belangrijk vindt. En dat uitspreken. Waar hij eerlijk over is, is zijn liefde. Vervolgens biedt hij aan Jen aan op zijn beurt haar meester te zijn. Hij wil haar leiden op de weg. De weg door het landschap van regels en verantwoordelijkheden. Want die zijn niet zelf de weg. Ze zijn hooguit wegwijzers, ze zorgen niet dat je de weg kunt gaan. Dat kun je alleen door zelf te kiezen en een meester helpt je daarbij. Je onderwerpt je niet aan een wet, maar aan een persoon. Vooral vanwege zijn voorbeeld, hoe hij zelf die weg bereist. Dit is ook hoe Jezus zichzelf presenteert. Niet als een wetgever, maar als een meester, een Rabbi, iemand die je kunt volgen op de weg die hijzelf ook gaat. De eerste christenen noemden zich niet voor niets ‘volgers van de Weg’.
Als mensen deze weg gaan, het voorbeeld van de meester volgen, eerlijk zijn naar zichzelf toe en anderen, en gaan liefhebben, dan zullen uiteindelijk de regels veranderen. Van minder liefdevolle regels naar meer liefdevolle regels, van regels zonder respect voor verschillen tussen mensen naar regels met respect voor individualiteit. Maar dit is het gevolg, niet het doel van de weg.

Maar er is nog iets nodig om de weg te kunnen gaan. Iets wat je nodig hebt om eerlijk te durven zijn, om anderen buiten jezelf te kunnen liefhebben. En dat is geloof. Zonder vertrouwen vind je nooit de moed om de reis te beginnen. Dit leer Jen van rovershoofdman Lo. Hij vertelt haar over een legende: ‘Anyone who dares to jump from the mountain, God will grant his wish. Long ago, a young man's parents were ill, so he jumped. He didn't die. He wasn't even hurt. He floated away, far away, never to return. He knew his wish had come true. If you believe, it will happen. The elders say, A faithful heart makes wishes come true..’ En Jen, aan het eind van de film en aan het eind van haar Latijn, op het punt waar haar eigen kracht en eigengereidheid alleen maar negatieve gevolgen hebben gehad, begint te vertrouwen, begint te geloven. En dan vindt ze ware vrijheid!

Gedicht: Niet meer verdwaald

$
0
0
Niet meer verdwaald

Ik kwam in het moeras
mijn eigen sporen tegen:
voetafdrukken vol met water,
afgebroken takken, gras
geknakt onder mijn laarzen.
Al die tijd keek ik alleen
omlaag. Zag slechts modder
stil en donker, nevel
tussen de dode ranken.
Hoorde geen vogels zingen,
zelfs geen wind. Ik was geleid
door schimmige beloften
die doofden voor ik kwam.
Niet eens wat ik wilde.
Er was geen uitweg meer
voor mij. Ik zou voortaan
dezelfde cirkels lopen.
Maar toen keek ik vooruit.
Ik zag wat ik verlangde
in de verte. Zag de weg
doorheen het struikgewas,
voorbij diep water, over
hoge hekken. En ik
betwijfelde niet langer
wat ik kon. Had ook niets
te verliezen. Dus ik verliet
al de bekende paden,
vertrouwde op mijn hoop,
bereikte sneller dan ik 
verwachtte vaste grond.

Gedicht: Het mooiste geluid

$
0
0
Het mooiste geluid

Het mooiste geluid
vind ik knerpende sneeuw 
onder mijn schoenen
in de morgen. Pastel
kleurt de hemel
boven de daken.
Adem wit, neus koud,
maar de wind blijft verstopt
achter zwarte bomen.

De straat is niet zichzelf:
hoewel vertrouwd toch
wonderlijk vernieuwd.
En deze heil'ge grond
betreed ik. Kijk niet 
hoe ik ben gekomen
-onuitwisbaar spoor-
maar volg mijn verlangen
met elke stap vooruit.

Filmbespreking: Jupiter Ascending

$
0
0
“Ik dacht dat ik niet zo van science fiction hield”, zei mijn broer met wie ik naar deze film ging. Hij was meer van de fantasy, zei hij. Maar hij kwam wel erg enthousiast de bioscoopzaal uit. En aangezien hij ook fan is van The Matrix, Minority Report, Inception, en Interstellar waagde ik het zijn overtuiging in twijfel te trekken. Wat hij bedoelde, was dat hij niet echt een fan was van de SF uit de jaren ’50, van Asimov, Clarke en Heinlein, die zonder opsmuk waren geschreven, en waar de beelden en omgevingen niet zo belangrijk waren, maar alleen het idee. Maar het genre heeft zich sinds die tijd door ontwikkeld. In het genre van de ‘Space Opera’ was het onderscheid tussen fantasy en SF altijd al minder duidelijk (Star Wars is geen ‘harde SF), maar er zijn tegenwoordig meer schrijvers die grote, epische verhalen schrijven, vol ideeën en concepten, gebaseerd op de huidige stand van zaken in de wetenschap en speculaties over ontwikkelingen in de toekomst. Verhalen waar allerlei exotische elementen gemanipuleerd kunnen worden en het onderscheid tussen mensen en computers steeds kleiner wordt. Maar tegelijk zijn tegelijk de SF-schrijvers gegroeid en zijn hun verhalen geen wetenschappelijke artikelen in vermomming meer, maar zijn ze ook krachtig als verhalen zelf, met warmbloedige karakters met wie de lezer zich kan identificeren en schoonheid die de verbeelding aanspreekt.
Schrijvers die in die categorie vallen zijn bijvoorbeeld John C. Wright, met name in zijn ‘The Golden Age’-trilogie. Hij schept een zonnestelsel in de toekomst, waar energietekorten voorbij zijn, en mensen meer in virtuele realiteit en ‘augmented reality’ leven dan daarbuiten, waarbij mensen met schepen in de zon kunnen afdalen, maar tegelijk Saturnus in een supercomputer is veranderd, en waarbij intelligenties uit een ander zonnestelsel als computervirussen komen binnendringen en het voortbestaan van de mensheid bedreigen. Bijna elke pagina bevat een nieuw idee, termen vliegen je om de oren, maar tegelijk is het een menselijk verhaal, over iemand die een deel van zijn geheugen kwijt is, en zich afvraagt of hij dan nog wel zichzelf is. Verder ben ik fan van Hannu Rajaniemi, die een zonnestelsel beschrijft dat nog onherkenbaarder is geworden: met kunstmatige intelligenties zo groot als planeten, beschavingen gebaseerd op game-communities, en volken die wonen in de Oort-wolk. Waar geheugens kunnen worden gewist en herschreven, en pico- en nanotechnologie aan de orde van de dag zijn. Waarin Mars kan ontploffen en een ring van Saturnus kan worden gestolen. En waarin een meesterdief wordt bevrijd uit een bizarre gevangenis voor een laatste opdracht, maar verliefd wordt op degene die hij moet verraden. Grote, rijke, verbeeldingsvolle SF. En dat geldt ook voor Peter F. Hamilton, wiens 'Void'-trilogie de hele melkweg omvat, waarin de menselijke beschaving zich over talloze stelsels heeft uitgebreid, maar mensen nog steeds mensen zijn. Als ze zich in een computerwerkelijkheid laten opnemen, als ze hun vaardigheden uitbreiden met implantaten, of als ze willen afreizen naar het centrum van de melkweg, waar andere natuurwetten gelden en ze hun wildste dromen kunnen laten uitkomen. Adembenemende SF, vol actie en emotie, maar ook vol wetenschappelijke ideeën en speculatie, onder andere hoe het werkt om een persoonlijkheid te zijn met meerdere lichamen. Erg goed was ook Blue Remembered Earth van Alastair Reynolds, waarin Afrika de economische wereldmacht is geworden, olifanten als intelligente wezens worden erkend, en mensen zich onder water tot zeemeerminnen en -mannen laten omvormen. Of 2312 van Kim Stanley Robinson. Deze boeken deden mijn verbeelding op volle toeren draaien.
In de bioscoop liep het SF-genre helaas nog een beetje achter, vooral beperkt tot verhalen die zich ‘een dag in de toekomst’ afspelen, waarbij maar een enkele uitvinding was gedaan die een verschil maakte met ons huidige leven. Verhelen die zich in de ruimte of ver in de toekomst afspelen waren zeldzaam, en verhalen die spelen met wetenschappelijke ideeën en concepten en ongekende mogelijkheden nog zeldzamer. De wereld van Star Wars is eigenlijk nog heel ouderwets. De laatste jaren lijkt er wat verandering in te komen, met de nieuwe Star Trek-films en Guardians of the Galaxy (maar die hield zich nog veel aan het superheldenidioom).
Jupiter Ascending is echter de eerste film die de verbeelding en speculatie van de huidige literaire SF goed weet te vertalen naar het witte doek. Een film die concepten, ideeën en ontwerpen toont in een wereld vol manipulatie van de ruimte, implantaten, virtuele realiteit en exotische materie. Een wereld met een raffinaderij onder de grote rode vlek van Jupiter, mensen die met DNA van dieren als wolven, uilen, muizen, olifanten en bijen zijn verrijkt, robots en cyborgs, ruimtestations met een vrij herkenbare bureaucratie en een verklaring voor zowel de legendes over vampiers en de bekende ‘grijze aliens’  als voor het uitsterven van de dinosaurussen. En anti-zwaartekrachtslaarzen. Allemaal gepresenteerd als de gewoonste zaak van de wereld. Mijn hart ging er sneller door kloppen.
Van de makers van The Matrix had ik natuurlijk niets anders verwacht. Deze film is niet zo goed als de eerste film waarmee ze bekend werden, ook omdat hij onze blik op de werkelijkheid niet op dezelfde manier in twijfel trekt. Ook zag ik geen vernieuwing van de filmkunst op het niveau van de ‘bullet time’-effecten die zo ooit adembenemend waren. Sommige actiescènes waren onoverzichtelijk, en de gevechten tijdens de ontknoping gingen voor mijn gevoel iets te lang door zonder conceptueel veel bij te dragen. Daar hadden de regisseurs nog iets groter mogen denken. De film is dus geen klassieker, maar verdient het wel om in de bioscoop te zien. En om over door te praten. Want hij gaat net als The Matrix, en Cloud Atlas (en V for Vendetta) over interessante thema’s, zoals de onderdrukking van mensen die zwakker zijn dan jij, de leugens die we onszelf vertellen om dat goed te praten, en welke weg je moet gaan om uit het systeem te ontsnappen. En dit keer gaat het nog duidelijker om de bevrijding van de invloed die het systeem heeft verkregen in ons eigen hart.

Hoofdpersoon Jupiter Jones maakt toiletten schoon in Chicago, tot een krijger die half mens, half wolf is, haar redt uit een hachelijke situatie en haar ‘majesteit’ noemt. Wat blijkt? Ze komt genetisch volledig overeen met een overleden koningin van een interstellaire beschaving, en volgens de rechten van die beschaving heeft een ‘recurrence’ (iets anders dan een reïncarnatie) dezelfde rechten als het origineel. Soldaat Cain Wise heeft opdracht gekregen haar mee te nemen om haar erfenis te claimen. Maar de twee zoons en de dochter van de overleden koningin, de familie Abrasax, hadden er op gerekend dat zij die wel zouden krijgen. De erfenis is namelijk een heel rijke planeet, die veel zou kunnen gaan opleveren: de Aarde. Natuurlijk zijn ze niet van plan die inkomstenbron zomaar te laten schieten. Huurlingen zitten achter Jupiter aan, net als de intergalactische politie, de Aegis. In een wereld die haar boven de pet gaat, vertrouwt Jupiter volledig op Cain. De vraag is echter of hij wel helemaal te vertrouwen is. Een van de broers Abrasax heeft hem namelijk beloofd te geven waar hij het meest van alles naar verlangt, als hij het meisje aan hem uitlevert …

Net als in The Matrix spelen de Wachowski’s in deze film met het contrast tussen twee werkelijkheden, waarvan de hoofdpersoon er aan het begin maar een kent. In de eerste film blijkt onze huidige wereld een illusie en is de echte wereld een post-apocalyptische woestenij, waar mensen leven op hovercrafts en saaie witte drab eten. Hier is de situatie omgedraaid. De echte wereld blijkt groter dan onze Aardse wereld, mooier, werkelijker. Maar er is ook een overeenkomst. In beide gevallen is het belangrijk dat de mensheid onwetend blijft. Want de mensheid dient een hoger doel. Niet als energieleverancier dit keer, maar als bron van een nog veel kostbaarder grondstof. En opnieuw geven de machthebbers daarbij niet om de intrinsieke waarde van het individu. Mensen zijn bronnen die bestaan om te worden omgezet in winst. Dat is kapitalisme: ‘Shit goes down, profit goes up’. Of, zoals het in Cloud Atlas werd gezegd: ‘The weak are meat, and the strong eat’.
De exploitatie speelt zich af op twee niveaus. Op het niveau van de hele planeet, die in de nabije toekomst zal worden geoogst, en op het niveau van Jupiter, die door haar neef een afspraak heeft laten maken bij een geboortekliniek voor het ‘oogsten’ van haar eicellen. De term geeft ook haar in de film een ongemakkelijk gevoel. Toch zet ze door. Ze weet immers niet anders. Haar familie denkt alleen maar in economische termen. Zo zijn er in haar familie van Russische immigranten mensen die liefde afdoen als ‘hormonen en machtsverhoudingen’, en het leven zien als strijd tussen concurrenten, waarbij de sterkste overwint. Er zijn er die denken dat het er in het leven om gaat te genieten. Zoals Jupiters neef, die heeft geregeld dat hij een deel van de winst van Jupiters eicellen krijgt, zodat hij een enorme TV kan kopen. Zijn eigen genot staat bovenaan, boven de waarde en integriteit van anderen. Als Jupiter protesteert, zegt hij dat heel veel mensen het laten doen en dat er heus wel netjes gewerkt wordt. En er zijn er die van Jupiter loyaliteit aan de familie verwachten. Zij wordt van eten en drinken voorzien, dus wordt ze geacht iets terug te doen. Samen vormen ze een front tegen de boze buitenwereld en daardoor kunnen ze langer overleven. Dat ze eigen dromen en wensen heeft, is niet zo belangrijk.
De broers en zus Abrasax laten als in een spiegel dezelfde levenshoudingen zien. Het duidelijkst is natuurlijk Balem Abrasax. Een nietsontziende industrieel, die tegen elke prijs zijn concurrerende marktpositie wil behouden. Hij had een les geleerd van zijn moeder, zegt hij: namelijk dat er in de samenleving sprake is van een piramide, waarin de ene mens wel degelijk waardevoller is dan de andere. En hij wil in die piramide aan de top komen te staan. Degene met de meeste bezittingen, is de machtigste. Die heeft zijn voortbestaan veilig gesteld. Laat de rest vervolgens maar zinken. Zelfs zijn eigen uiterlijk en gezondheid, laat staan zijn plezier, zijn minder belangrijk dan het op tijd binnenhalen van de oogst.
Titus heeft ook een deel van de erfenis gekregen, maar hij gebruikt die vooral om van te genieten. Zijn genot en plezier staan voor hem bovenaan. Als hij zich een orgie in gewichtsloosheid kan veroorloven met vrouwen die half vogel of half waterjuffer zijn, doet hij dat. Alles om hem heen straalt overdaad uit. De maaltijden, de gewaden, zijn ruimteschip zelf … Natuurlijk gaat hij in een rap tempo door zijn geld heen. Daarom is hij ook bereid te liegen en te doden om aan meer bezittingen te komen. Liegen is zijn tweede natuur. Het geeft het leven zelfs betekenis, vindt hij. Hij gelooft niet in waarheid, alleen in zijn eigen hedonistische plezier.
Veel sympathieker lijkt Kalique Abrasax. Zij heeft familie bovenaan staan in haar prioriteitenlijstje. Ze wil vriendschap sluiten met Jupiter. Want als ze een goede relatie heeft met de ‘terugkeer’ van haar moeder, zou ze daarvan kunnen profiteren. Samen staan ze immers sterker. Ze wil via Jupiters deel van de erfenis graag gebruik blijven maken van het product dat haar familie levert.
Dat er ethische bezwaren aan hun product kleven wuift ze weg. Er zijn wetten en regels voor, zegt ze. Comités die het oogstproces in de gaten houden. En misschien is het wel beter voor de wezens die het betreft, want ze leefden in erbarmelijke omstandigheden. Ze voelen bovendien geen pijn. Kalique is de kwaadste niet, maar ze moet wel haar best doen iets wat eigenlijk slecht is goed te praten.
Ik ben zelf volgens mij niet echt een machtswellusteling, en ben er niet op uit om directeur of politicus te worden. Naar mijn mening ben ik ook geen enorme hedonist, en hecht ik niet heel veel waarde aan mijn kleren, een auto voor de deur of een vrijstaand huis (al koop ik graag boeken). Ik ben zelfs niet iemand die relaties met mensen aangaat, zodat ze me kunnen helpen of beschermen. Maar ik herken wel dat ik vaak de makkelijke keuzes maak, door dingen goed te praten die eigenlijk niet goed te praten zijn. Ik koop goedkope kleding, ook als ik weet dat die in India door kinderen gemaakt wordt. Ik eet vlees uit de bioindustrie, en maak vliegreizen, ook als ik weet dat de CO2-uitstoot aanzienlijk is. Maar ja, anders wordt het wel heel moeilijk hé? En dat terwijl ik echt wel op de hoogte ben van en bewogen ben met de situatie in de wereld op milieu- en humanitair gebied. De klauwen van het economische systeem waarin ik leef, hebben zich ook in mijn gehaakt en mij medeplichtig gemaakt. Dat besef stemt me  niet bepaald vrolijk.
Het is geen wonder dat Jupiter aan het begin van de film bij het wakker worden mompelt: ‘Ik haat mijn leven’. Ik herken het helemaal: ik zie het onrecht, lees over het uitsterven van diersoorten, hoor de verhalen van pijn van anderen waar ik niks aan kan doen. En ondertussen moet ik op kantoor ploeteren om mijn hypotheek maar te betalen, en doen wat ik niet leuk vind (sporten, dieten) om maar een paar jaar langer te kunnen leven. Ik hoor bij het systeem. Maar als dat ‘leven is’ …

Aan het eind van de film maakt Jupiter nog steeds toiletten schoon, maar ze haat haar leven niet meer. In tegendeel. Wat voor die verandering heeft gezorgd was een gebeurtenis tegen het einde van de film (waar ik nu wel iets over ga schrijven). Een de andere erfgenamen wil namelijk dat ze afstand doet van de Aarde. In ruil daarvoor zullen zij en haar familie gespaard worden. Ze krijgt zelfs de belofte dat zij en haar familie de ‘oogst’ tijdens hun leven niet meer hoeven meemaken. Het grimmige lot van de mensheid hoeft haar dus niet zelf te raken, want dat zal pas na haar dood ten uitvoer worden gebracht. En de bedreiging van haar familie is op dit moment veel acuter.
Op dat moment realiseert Jupiter zich echter dat de Aarde en de mensen die daarop wonen, waardevol zijn in zichzelf. Ze zijn niet alleen maar economische bronnen die ge-exploiteerd moeten worden. Ze dienen niet alleen maar om haar te laten genieten. En ze zijn ook niet alleen belangrijk als familie, om haar te beschermen. Ze hebben een intrinsieke waarde. Een waarde die niet in geld valt uit te drukken, die niet kan worden gekocht of verkocht. En zij heeft, als koningin, de verantwoordelijkheid die te beschermen. Zelfs als het haar of haar familie het leven zou kosten. Ze is bereid zichzelf, en zelfs de mensen die het belangrijkst voor haar zijn, op te offeren om de Aarde te redden. Ze wil dat de aarde en de mensheid zichzelf kunnen blijven, zich kunnen blijven ontwikkelen, tot bloei kunnen komen. Wat het ook kost.
En die zelfopofferende liefde, voor datgene dat buiten jezelf ligt, is wat het leven betekenisvol maakt. Het is wat haar vader kenmerkte, die door zijn telescoop naar de hemel keek, zelfs terwijl hij bijna doodvroor, en daar ‘allemaal wonderen’ zag. Het is wat haar nu in staat stelt om de vloer te schrobben en koffie te maken voor haar ruziënde tantes. Ze ziet de wereld en het leven als waardevol.
Maar ondertussen is ze ook nog steeds de koningin van de Aarde. Ze draagt het teken van haar heerschappij op haar pols. Ze is gezegeld. Zoals volgens de bijbel ook de volgelingen van Jezus het zegel van de Heilige Geest met zich meedragen. Het teken dat de gelovigen horen bij de Koning en uiteindelijk hun erfdeel zullen ontvangen. Ook als ze nu de toiletten boenen. We zijn koningen en priesters, zegt een andere Bijbeltekst. We zullen met Christus over de Aarde regeren en zelfs over engelen oordelen.
Maar niet om zelf macht te vergaren, niet om van het genot onze afgod te maken en niet om een kleine kring van vrienden of familie te beschermen. We zullen rentmeesters zijn. We zullen regeren zoals Jezus dat doet: met opofferende liefde, om dat wat echt en eigen is aan de wereld verder te ontwikkelen en tot bloei te laten komen. Dat is totaal het omgekeerde van exploitatie. En dat is waarom wij ook nooit meer hoeven zeggen: ‘Ik haat mijn leven’. Dit koninkrijksleven is echt de moeite waard.

Gedicht: Hardlopen

$
0
0
Hardlopen

Als bij een race, nadat
het startschot heeft geklonken,
het gravel spat, de euforie
de eerste meters rent -
honderd, misschien wel meer -
maar de finishlijn verschijnt
niet na de eerste bocht
en je spieren protesteren,
wat houdt je dan gaande?
Niet het makkelijke woord:
een snelle grap, clichés 
van mensen aan de kant,
beloften zonder waarde.
Die verdoven, zwakken af
het vuur dat in je brandt,
doen je voeten zwikken.
Je zoekt naar echte brandstof 
die je vergeten laat
de pijn. De dorst. Die groeit
hoe langer dat je loopt. 
Een diepgevoeld verlangen
te weten wat je kunt, te testen
wie je bent. Oprechte 
mensen voor en naast je.
De schitterende zon.
Vreugde. Die zul je behouden
zelfs als je nu verliest.

Gedicht: Hazen

$
0
0
Hazen

Ik zag twee hazen
uit de trein vanochtend
op het gras. De lucht
was goudgekleurd
gespiegeld in de rijp
en de verstilde sloten.
De bomen stonden stijf
de adem ingehouden
wachtend. Maar ik raasde
door het land, zag niet
waar zij op hoopten.
Ik sloot me op achter
het glas. Maar leef
in mijn herinnering.

Filmbespreking: Big Hero 6

$
0
0
‘Als ik op de mannengroep vertel dat dit een van de beste films is die ik de laatste tijd heb gezien, kijken ze me niet begrijpend aan’, aldus mijn broer met wie ik afgelopen weekeinde in de bioscoop Big Hero 6 had gekeken. Voor mij was het de tweede keer en ik had erop gestaan dat mijn broer ook een keer zou gaan. ‘Je had gelijk dat je me meesleurde’, verklaarde hij. ‘Als ik me nog een keer somber voel, moet ik eigenlijk gewoon deze film gaan kijken!’ Een van de redenen waarom ik met hem naar de bioscoop wilde, was dat de film gaat over twee broers, met een relatie die wel een beetje lijkt in de verte op die tussen ons, en omdat het gaat over een hoogbegaafd iemand die geïnspireerd wordt om met zijn talenten aan de slag te gaan, en omdat de film een lofzang is op het nerd-zijn. Alle aspecten van het ‘geek’ zijn komen zo ongeveer aan bod! Niet alleen blijkt enthousiasme over wetenschap en techniek te helpen de wereld een betere plek te maken, het blijkt ook mensen bij elkaar te brengen om een gemeenschap te vormen. En een voorliefde voor fantastische verhalen blijkt te helpen bij het herkennen wat er aan de hand is in je leven. En dat alles verpakt in knap geanimeerde beelden, met humor, spanning en gave concepten. Het is een film waar kinderen om moeten lachen (de fysieke humor van onhandige robot Baymax), maar een waar volwassenen ontroerd door zullen raken (de zenuwen van de hoofdpersoon voor een presentatie, de rouw om een overleden familielid, hoe ver iemand gaat om zijn pijn te vergelden). Mocht je net als de mannen in de groep van mijn broer een vooroordeel hebben tegen het animatiegenre of tegen Disneyfilms, laat dat dan snel varen en kijk deze film. Als je ook maar een beetje nerdy of geeky bent, garandeer ik een goede avond. En blijf vooral zitten tot na de aftiteling!

Hiro Hamada is op zijn dertiende al klaar met de middelbare school. Maar in plaats van door te studeren - op de universiteit kunnen ze hem toch niets vertellen wat hij niet al weet - houdt hij zich bezig met robotgevechten. Zijn tante, bij wie hij woont samen met zijn oudere broer Tadashi, stelt dat niet bepaald op prijs. Tadashi is ook niet zo enthousiast over de carrièrekeuze van zijn broertje. Hij neemt hem daarom mee naar zijn ‘nerd-school’, de technische opleiding onder professor Callaghan, waar Hiro onder de indruk raakt van de verschillende projecten. En vooral van het werk van zijn broer: de robot Baymax, bedoeld voor eerste hulp bij ongelukken. Enthousiast probeert Hiro ook op deze school toegelaten te worden. Zijn demonstratie is een succes, maar direct daarna gebeurt er een ramp. Niet alleen wordt Hiro’s toelatingsproject vernietigd, ook komen zowel professor Callaghan als Tadashi om het leven. Rouwend sluit Hiro zich op zijn kamer op, zonder motivatie om met zijn opleiding te beginnen. De klap was te groot. De sombere dagen rijgen zich aaneen, tot hij op een dag per ongeluk de robot Baymax activeert. Die neemt het op zich Hiro weer vrolijker te maken. Bovendien ontdekt hij dat het project van Hiro niet totaal verdwenen is, een mysterieuze man in een masker heeft het zich toegeëigend voor mysterieuze doeleinden. Zou deze man ook achter de ramp zitten die zijn broer het leven kostte? Met de hulp van zijn robot en de vrienden van zijn broer gaat Hiro op onderzoek uit. Hij ontdekt al snel dat een symbool van een rode vogel centraal staat in het mysterie …

Een van de belangrijkste thema’s in deze film is het verlies van een geliefde en hoe je daar op goede en op verkeerde manieren mee kunt omgaan. In dit opzicht lijkt de film sterk op een andere gave SF-film van deze zomer: Guardians of the Galaxy. Zachtaardige robot Baymax heeft zelfs enkele overeenkomsten met vriendelijke boom Groot, tot aan zijn rol in de ontknoping toe. En net als in die film, blijkt ook hier een gemeenschap van verschillende mensen die hun eigen leven voor elkaar in de waagschaal stellen een grote hulp bij het omgaan met verlies van de hoofdpersoon. Er zit zelfs een omhelzing in. Omdat ik in mijn bespreking van Guardians of the Galaxy hier al uitgebreid op ben ingegaan, laat ik het onderwerp in dit blogbericht verder rusten.
Bovendien realiseerde ik dat er nog een ander belangrijk thema in deze film schuilt. Het hart van de film is namelijk niet grappige robot Baymax of opstandige Hiro, maar oudste broer Tadashi. Hij heeft het hart op de juiste plek. Hij redt Hiro als hij in gevaar is, zelfs als hij ervoor in de gevangenis moet zitten, inspireert Hiro om iets van zijn leven te maken, en helpt hem om aan de universiteit te worden toegelaten. En als professor Callaghan in het vuur dreigt om te komen, aarzelt hij niet, maar gaat hij het brandende gebouw in om de man te redden. En dat hijzelf daarbij gevaar loopt, houdt hem niet tegen. Iemand moet het doen. Als Tadashi inderdaad om het leven komt, valt Hiro vanzelfsprekend in een gat. Door de bemoediging van zijn broer stond hij op het punt iets van zijn leven te gaan maken, maar nu is die bron van positiviteit weggevallen. Hij leefde voor Tadashi. Welke motivatie is er nu nog voor Hiro om door te gaan? Waarom zou hij niet terug gaan in de wereld van het robotvechten? Hij laat de aanmelding voor de universiteit in de prullenmand vallen. Dan wordt robot Baymax geactiveerd. Die zegt tegen Hiro vol overtuiging: ‘Tadashi is hier.’ Hiro slaat een diepe zucht. Iedereen probeert hem op te beuren, door te zeggen dat Tadpashi niet echt verdwenen is, zolang mensen aan hem denken. Maar dat is een stoplap. Dood is dood. Tadashi komt niet terug en Hiro zal met dat gemis moeten leven. Maar Baymax blijft volhouden: ‘Tadashi is hier!’
Pas later ontdekt Hiro wat Baymax bedoelde (en dit is natuurlijk eigenlijk een ‘spoiler’): in zijn kerncomputer, op de plek van zijn hart, bevindt zich een programmakaart, waarop de naam van Tadashi staat. Baymax heeft het hart van Tadashi. Niet alleen omdat hij zo geprogrammeerd is. Dat wordt duidelijk als Baymax videobeelden laat zien, door hem gemaakt terwijl Hiro’s broer aan hem werkte. Keer op keer probeert Tadashi de robot op te starten, maar steeds gaat er iets mis. De jonge raakt echter niet gefrustreerd. ‘Ik geef het niet op’, zegt hij tegen de robot. ‘Ik hou vol’. En na 85 pogingen is het gelukt! De robot werkt! Tadashi omhelst hem. ‘Ik ben zo blij met je,’ zegt hij vol overtuiging. ‘Jij gaat zoveel mensen helpen!’
Bij het zien van die beelden raakt Hiro ontroerd. Hij had geprobeerd de programmering van de robot te omzeilen, het apparaat te programmeeren met haat, om wraak te nemen op de aanstichter van de brand. Maar nu realiseert hij zich dat Tadashi dat helemaal niet gewild zou hebben. Via de robot Baymax leert hij het karakter van zijn broer nog beter kennen. En hij besluit af te zien van zijn geplande wraakactie. Als hij uiteindelijk tegenover de slechterik van het verhaal komt te staan, gebruikt hij de woorden van Baymax: ‘Wij zijn niet geprogrammeerd om mensen schade toe te brengen’. Hij rekent de schurk in, maar neemt geen wraak. En hij wordt een superheld, samen met zijn vrienden, omdat zijn broer heel veel mensen wilde helpen. ‘En dat is wat wij gaan doen’.
Tadashi is dus inderdaad niet verdwenen. Zijn opoffering, zijn liefde, zijn hulpvaardigheid leven door, eerst in Baymax, maar daarna ook in Hiro. En via hen verspreiden ze zich weer naar anderen.

Wat ik besefte bij het kijken van de film, was hoe dit licht werpt op het evangelie. Jezus is er immers ook niet meer. Hij is gestorven, net als Tadashi. En hij is dan wel uit de dood opgestaan en naar de hemel gegaan, maar hij is niet meer onder ons. Al bijna tweeduizend jaar niet meer. Oh, misschien hebben we ervaringen het het luisteren naar Gods stem, en merken we zijn aanwezigheid soms in een kerkdienst. Of in het lezen van de bijbel. Maar de afstand blijft. Hij is niet meer hier. We zijn achtergebleven, zonder Hem. En als predikers, met de bijbel trouwens, zeggen dat Hij er nog steeds is, wat kunnen ze dan bedoelen? Gemeenplaatsen zijn er genoeg, en voor mij hebben ze nooit gewerkt. Ik kan me wel heel erg gaan proberen ervan te overtuigen dat ik zijn aanwezigheid voel, ik ben me altijd bewust dat ik mezelf aan het overtuigen ben. Dat kan het niet zijn.
Maar de bijbel belooft dat we niet als wezen zijn achtergelaten. En dat geloof ik. In een heel reëel wijze kunnen we Jezus nog steeds ontmoeten. Niet op een zweverige, bovennatuurlijke manier. Maar heel tastbaar, concreet. Namelijk in de onvoorwaardelijke, opofferende liefde van anderen. Baymax had de liefde van Tadashi geïnternaliseerd, en op het moment dat hij Hiro omhelsde, ervoer Hiro de liefde van zijn broer, door Baymax heen. Tadashi had de moed niet opgegeven Baymax aan de praat te krijgen. Net zo hardnekkig geeft Baymax de moed niet op om Hiro weer in beweging te krijgen. En zo gaat het ook met Jezus. Hij had mensen lief, zo dat hij zelfs bereid was te sterven in plaats van wraak op ze te nemen. Hij offerde zich op, ging tot het uiterste. En die liefde veranderde levens. Bracht mensen ertoe zelf ook anderen lief te hebben. Want dat was waar Jezus toe oproep. Heb god lief boven alles en je naaste als jezelf. Heb zelfs je vijanden lief en bid voor wie je vervolgen. Wie liefheeft kent God, wie niet liefheeft, kent God niet. En door de liefde van deze mensen (en de liefde van iedereen die op gelijke wijze liefheeft, ook zonder in Jezus te geloven) wordt de liefde van Jezus zichtbaar. Niet theoretisch, niet zweverig, maar concreet. Tastbaar. Hij is hier. Waar twee of drie samen zijn in zijn naam, is hij in het midden. Zijn liefde wordt zichtbaar in de sacramenten, brood en wijn. Maar ook in onze liefde. Waar iemand een ander omhelst om hem of haar te troosten, daar is hij. Als iemand een ander een glas water geeft, daar is hij. Waar iemand vooroordelen overwint, of de tweede mijl voor iemand gaat. Daar is hij. En die concrete liefde verandert ons. Als christenen denken we vaak dat intellectuele kennis ons verandert, of overtuigingen. Maar dat is niet zo. Kennis maakt opgeblazen. De liefde sticht. God is liefde. Dus waar liefde is, is Hij.
De liefde van een ander voor ons, is wat ons er eindelijk toe kan brengen onszelf te accepteren, ongezonde patronen te doorbreken, en zelf ook anderen te gaan zien als waardevol. En ze te gaan liefhebben. En als we dat doen, wordt Jezus in ons zichtbaar voor anderen. Zoals de natuur van Tadashi aan het eind van de film zichtbaar is geworden in Hiro, en zijn vrienden (een mooi beeld van de kerk, als je dat erin wilt zien), zo wordt de natuur van Jezus in ons zichtbaar, daar waar wij gaan liefhebben. Als moslims een cordon vormen rond een synagoge, daar wordt de natuur van Jezus zichtbaar. Waar een leraar een leerling uit een achterstandswijk helpt, waar een collega een arm om de schouders krijgt, of iemand moeite doet iets voor een ander uit te zoeken, daar wordt de natuur van Jezus zichtbaar. En die liefde verandert anderen, op sacramentele wijze, en maakt dat het leven van Jezus verspreid wordt.
Ik vond het prachtig dat in deze film zo belichaamd te zien.

Natuurlijk wordt ook het tegenovergestelde zichtbaar in de film. Er is in deze film iemand die zijn dochter verloren heeft. Bij een verschrikkelijke ramp. En hij wil wraak nemen. Zou je dochter dat gewild hebben? vraagt iemand aan hem. Het kan hem niet schelen. Ze is er niet meer. Wat het laat zien, is dat zijn leven draait om hemzelf, en niet om anderen. Zelfs niet om zijn dochter. Want (en dit verklapt misschien een beetje van het einde van de film) in dit geval was zij niet werkelijk verdwenen. Niet zoals Tadashi. Hij had haar terug kunnen vinden. Maar door op zijn eigen verdriet te focussen, door wraak te eisen, door een ander naar beneden te willen halen, loopt hij de kans mis met haar verenigd te worden. Hij raakt haar kwijt door zijn ‘entitlement’. En dat is het tragische lot wat wij lopen door ons als christenen beter te vinden dan anderen, door de waarheid toe te eigenen, door anderen te oordelen in naam van ons geloof als ze anders zijn dan wij. We lopen op die manier Jezus mis. We gebruiken zijn naam wel, maar de natuur van Jezus zijn we kwijt. Dat moeten we niet laten gebeuren.
Viewing all 370 articles
Browse latest View live